“In de rue de Vaugirand reed een automobiel tegen een huurrijtuig, dat niet spoedig genoeg kon uitwijken. Het gevolg van die aanrijding was, dat de ingezetene van het rijtuig op de straatstenen neerkwam; doch de koetsier beschreef in zijn val een halve cirkel en kwam in de automobiel te zitten, rechtop en met de zweep nog in de hand”, bericht de Graafschap-bode in 1899 over een curieus ongeval te Parijs.
In 1895 heeft de Tilburger Jos Bogaers-Swagemakers uit Tilburg de eer als bezitter van het allereerste automobiel in Nederland. Een paar jaar later verschijnen ook in ons land de eerste berichten in de krant over op hol geslagen paarden als gevolg van roekeloze automobilisten.
“Maandagmiddag reed het koninklijke rijtuig, waarin de Koningin-Moeder en een hofdame zaten, door de Noorderlaan, toen de paarden schrikten voor een automobiel. De palfrenier had het ongeluk van den bok te vallen, gelukkig zonder zich te bezeren. Het ongeval liep dan ook bijzonder goed af, zodat het koninklijk rijtuig na een klein oponthoud zijn weg kon vervolgen.” (Gooi- en Eemlander 26-06-1901)
“Nijmegen – Woensdagavond is op den Graafschen weg een ernstig ongeluk gebeurd. De slager G. keerde per tilbury met zijn 64-jarigen schoonvader S. stadwaarts. Toen een automobiel in vliegende vaart passeerde, werd het paard schichtig en sloeg op hol. S. had inmiddels het voertuig verlaten, en trachtte het paard tot staan te brengen. Hij slaagde hierin evenwel niet, doch werd een eind medegesleept en kwam toen te vallen. Paard en rijtuig gingen over zijn lichaam. Het paard holde met het rijtuig door, tot het voertuig ten slotte tegen een boom slingerde. De slager G. sloeg toen uit de tilbury, en bekwam daardoor eenige kneuzingen. S. daarentegen werd in treurigen toestand bewusteloos opgenomen. De bestuurder van den automobiel had zich intusschen met razende snelheid verwijderd, zonder zich van de zaak iets aan te trekken.” (De Grondwet 02-07-1902)
In 1904 dient de eerste rechtszaak tegen een automobilist, notabene de burgemeester van Limmen en 2de voorzitter van de Nederlandsche Automobiel Club (de latere ANWB), die te roekeloos zou hebben gereden, waardoor het paard dat voor een tilbury liep zou zijn geschrokken. De burgervader zou in het voorbijgaan ‘kun je niet uitwijken, ezel?’ hebben geroepen. De twee partijen komen tot in hoger beroep uitvoerig aan het woord, maar de automobilist gaat vrijuit. De redacteur van de Preanger-bode koos echter duidelijk partij voor de inzittenden van het rijtuig en geeft zijn mening: “Ik kan mij maar niet voorstellen, wat voor genot er toch in steken moet, om met een grooten, blauwglazigen stofbril voor de oogen en in een stofjas of stofmantel toegetakeld, zoodat de mensch zijn lichaam, den heiligen tempel zijner ziel, tot den rang van vogelverschrikker doet afdalen, in zoo’n motor in bliksemsnelle vaart voort te suizen, zonder tijd te hebben tot om zich heen kijken en genieten.”