In het depot van het Nationaal Rijtuigmuseum in Leek staat een coupé, in feite een wrak dat te gammel is om op zijn wielen te blijven staan. Bijzonder is het rijtuig niet, op het merkje op de wieldoppen na: ‘H.B. Gielen te Utrecht’.
Hendrikus Bernardus Gielen had een rechteroor van 6,1 cm en zijn linker-pink was 9,3 cm lang. Hoe we dat weten? Omdat hij op 12 december 1898 werd opgenomen in de strafinrichting van Veenhuizen wegens landloperij en ze in die tijd de gedetineerden nog in detail opnamen. De geboortedatum 12 oktober 1848 in Utrecht, de namen van de ouders en andere details van de registratie kloppen als een bus met de man die, na acht jaar militaire dienst, in 1882 een bloeiende rijtuighandel aan de Vreeburg 32 in Utrecht had. Twee feiten kloppen echter niet: als beroep is ‘opperman’ genoteerd en hij zou weduwnaar zijn, terwijl zijn echtgenote Marietje Hendriksz nog springlevend was. Is sprake van een persoonsverwisseling? Dat is vrijwel onmogelijk. Het voelt eerder alsof Hendrik aan de drank is geraakt en door Marietje, moeder van vijf kinderen, uit het huis gezet, alhoewel we naar de ware reden alleen kunnen gissen. Hendrik overleed in 1906 in Utrecht, 58 jaar oud.
Zijn zoon Willem (1883-1936) heeft de rijtuighandel dan in elk geval overgenomen en is twee panden verderop verhuisd, naar 28. De zoon bouwt, net als zijn vader dat deed, rijtuigen in eigen werkplaats, maar veel zijn dat er niet geweest, want ook hij is vooral bezig met de handel. Hij heeft altijd zo’n dertig tot veertig nieuwe en vooral tweedehandsjes in voorraad en die gaan weg met garantie. Het zal zo zijn geweest als in de autohandel: inruilen of opkopen, een beurt geven, keuren en er een sticker op plakken. In plaats van een sticker, kreeg een rijtuig vier gegraveerde wieldoppen. Willem, die de initialen H.B. van zijn vader blijft gebruiken, verkoopt het complete pakket ‘als nieuw’: tuigen (van onder andere Bouman, Den Haag), toebehoren en desgewenst de paarden. Zo levert hij meerdere jaren een complete equipage aan Baron van Voorst tot Voorst als hoofdprijs voor de verloting op de jaarlijkse Elster paardenmarkt, ten bate van de armen.
Willem adverteert met zijn handel in Brabantse, Haagse, Amsterdamse en Rotterdamse kranten. Maar hij is niet de enige die dat in 1907 onder de naam Gielen doet: aan de Vleutenscheweg 15 in Utrecht zit Theo die met een voorraad van wel meer dan honderd zijn naamgenoot probeert te overtroeven. Beiden waarschuwen het publiek om toch vooral verwarring te voorkomen.
In het tijdschrift ‘Revue der Sporten’ staan in 1908 en 1909 lovende artikelen over Willem Gielens rijtuigmagazijn en dat zal niet in de laatste plaats zijn geweest, omdat het zo’n trouwe adverteerder was. “Vooral voor luxe-rijtuigen is de firma specialiteit. Deze vindt men in talloze variëteiten op ’t Vreeburg. Voor iemand die ’t missen kan is ’t daar een tentoonstelling om van te watertanden, een expositie die als ’t ware tot kopen dwingt.” De stukjes zijn ook leerzaam, met een foto in de zaak en het nieuwtje dat Gielen in 1909 ‘een allerkeurigste statiekaros’ verhuurde aan jonkheer Tjarda van Starkenborgh voor de maskeradefeesten in Groningen. Op het oog een luxe gala-berline die voor de optocht is opgeleukt met een statiebok en siersnijwerk. En wat blijkt als we de foto beter bekijken? Het is de huidige senaatskoets van het Groningse studentencorps Vindicat. En laat dat rijtuig nu toevallig in hetzelfde depot staan als de wrakkige coupé met Gielen op de doppen. Het wrak en het ‘galarijtuig’ weerspiegelen perfect hoe het vader en zoon Gielen in de rijtuighandel is vergaan: van dieptepunt tot succesverhaal.
De panden aan het Vreeburg bestaan nog, op 28 zit nu een chinees restaurant.
Foto boven: In het depot van het Museum Nienoord Nationaal Rijtuigmuseum in Leek staat een coupé, in feite een wrak dat te gammel is om op zijn wielen te blijven staan. Bijzonder is het merkje op de wieldoppen: ‘H.B. Gielen te Utrecht’.