Het is bijna een schok, wanneer de Stolks hun verslag inleveren van wat er is gedaan aan de Calèche van Kasteel de Haar, zo ver zijn ze al gevorderd. De ervaring met de jachtbreak en de Grand Duc heeft geleerd dat restauratie een traag proces is. Maar bij het grootste en meest exclusieve van de rijtuigen is in een paar weken tijd een grote sprong voorwaarts gemaakt.
“Om alle beschadigen heen is eerst de lak op de body geconsolideerd, voordat we verder ook maar iets aanraken. Dan begin je met werken van boven naar beneden en van binnen naar buiten. Eerst dus de kap en dan de stoffering enzovoorts”, geeft Maria Stolk als toelichting. De leren kap van de wagen oogde wat sleets. Vouwschade, noemt Maria dat, om er op te wijzen dat er geen scheuren in zitten en daarmee nog prima in orde. Het juiste poetsmiddel deed in dit geval wonderen. Maar domweg invetten is niet altijd wijs, zo is te zien op de bekleding aan de binnenzijde. De restaurator kruipt in het rijtuig, met een lampje op haar voorhoofd om aan te wijzen wat ze schoon heeft gemaakt: “Er zat een dikke laag zwart ledervet op de saffiaanleren stoffering, ooit aangebracht om de slijtageplekken te camoufleren. Dit rijtuig is dus best veel gebruikt, te zien aan de slijtage van de bekleding. En zoals je ziet zijn er vlekken van dit zwarte ledervet in de hemelstof van de kap gekomen en was het passement ook mee ingevet.” Samengevat: het was een beetje smerige boel van binnen. Inmiddels is het weer aardig schoon. Maria heeft geen kritiek op degene die het rijtuig in de afgelopen decennia heeft verzorgd. Ze prijst eerder de uitvinding van het simpele hoofdlampje: “Het is zonder zo’n lamp op je hoofd zo donker onder een kap, dat je de hemel en het passement ook insmeert, zonder dat je er erg in hebt.”
“Verder zaten in de bekleding een flink aantal verteerde knopen”, en ze laat zien hoe die latere knopen zijn vervangen door de juiste knopen met saffiaanleer (= geitenleer) bekleed. Ook de mottengaatjes in de lakense stof van de hemel zijn gecamoufleerd.
Alhoewel op één puntje is ze wel kritisch: “De kaplijst is blijkbaar eens losgeraakt en helaas met een hamer flink ‘vastgetimmerd’, waardoor veel putjes in het messing zijn geslagen. Je mag nooit direct met een hamer op een dergelijke lijst slaan, messing is daarvoor te zacht. We hebben met polijsten en poetsen toch nog redelijk resultaat behaald.”
Een tegenvaller, die tegelijkertijd aantoont hoe nodig de restauratie is, kwam bij het optillen van de bak. De leren riemen waarin het rijtuig hangt, waren bijna doorgesleten en stonden op knappen. Als dat gebeurt is de schade enorm. Maar gelukkig. In de post ‘onvoorziene kosten’ zijn nu vier nieuwe riemen opgenomen, net zoals we nog wachten op nieuwe riemen voor de Grand Duc. Uiteraard worden al die dikke riemen in één keer gemaakt. Wie zulke riemen nog met de hand stikt? Daarvoor is de oude zadelmaker Kees Groeneveld gevonden, een ambachtsman die al vanaf 1959 op het Zuiderdiep te Groningen in ‘leder- en touwwerken’ doet. Authentieker kan het niet.
De vier rijtuigen in dit project komen uit het beheer van Borg en Nationaal Rijtuigmuseum Nienoord en gaan over in langdurig bruikleen door Kasteel De Haar. Dit project is mede mogelijk gemaakt VZW Pater David, Prins Bernhard Cultuurfonds, Stichting Bredius, VSB Fonds, Stichting Bonhomme Tielens, Mondriaan Fonds en Stichting kasteel de Haar. De Stichting Hippomobiel Erfgoed begeleidt de uitvoering en verzorgt de communicatie.
foto boven: de restaurator bezig met het leer van de kap: eerste reinigen, daarna 3x ‘voeden’.
Met een lampje aan het werk met de bekleding.
De bekleding voor en na reiniging. Links: boven de armleuning zijn de vetvlekken in de stoffering van de kap te zien.
De ‘nepknopen’ die ooit in de kussens zijn getrokken, zijn vervangen door de juiste met saffiaan bekleed.
De gebutste kaplijst wordt gepolijst en gepoetst.
De voorkoffer is gereinigd en bijgewerkt.
Ook aan de lampen valt nog heel wat uit te deuken en te poetsen.