Het fenomeen ‘mencursus’ komt voort uit de landelijke ruiterij. “Wij burgers hingen er als de onderbroeken van de arme lui bij, zoals je dat met een oude term zegt. Het enige dat wij hadden was de Federatie van Landelijke Rijverenigingen”, vertelde de legendarische Daan Modderman over hoe alles in de paardenwereld van voor de oorlog draaide om militairen. In november 1929 heeft circusrijder H.J. Lijsen de primeur om bij de landelijke rijvereniging in Halfweg de allereerste mencursus te geven. Niet aan het mentoestel, gewoon in de praktijk.

En in datzelfde jaar krijgen Lijsen en federatiesecretaris Wouter Slob de opdracht om een menvoorschrift te maken, een boekje van negentig pagina’s, waarvan het nog vijf jaar zou duren eer het in druk verschijnt. “Ik gebruikte als handleiding Duitse menvoorschriften, die van de zogenaamde Achenbach-methode waren uitgegaan, maar geen van ons had ooit met die methode in de praktijk ervaring opgedaan en als spoedig bleek dat het reglement als gevolg hiervan rammelde”, zegt Slob over de reden om hem vervolgens een poosje te detacheren naar de Duitse Rijks Men-school in Berlijn-Ruhleben. Slob correspondeert ook met grootmeester Benno von Achenbach zelf over de lesstof voor Nederlandse cursisten: Von Achenbach schrijft bijvoorbeeld dat het pinkriempje niet in het ‘Achenbach-systeem’ thuishoort. Maar het blijft wel in het lesboek staan.
Ondertussen neemt de Koninklijke Federatie van Landelijke Rijverenigingen in 1934 het initiatief om in Hoofddorp een rijschool te openen. “Door derden daartoe in staat gesteld zal de ruime aldaar reeds bestaande manege verbouwd en uitgebreid worden met stalgebouw, tuigenkamer en koetshuis. Verder zal gelegenheid worden gevonden om een dag- en nachtverblijf in te richten voor leerlingen van cursussen gedurende enkele weken. Het doel dezer, rijschool is de landelijke ruiters zoo goedkoop mogelijk grondig onderricht te geven volgens de juiste voorschriften.” De instructeurs geven er les ‘om niet’ en het is de enige plek in Nederland waar met name boerenzonen leren om ‘van den bok te rijden’. August Diemont neemt de leiding van de school op zich, met hulp van Slob en Modderman als instructeur. ‘Strenge tucht, hard werken en kameraadschap’ zijn de uitgangspunten van de school.

Oefentoestel
In het Algemeen Handelsblad van december 1934: “Te Hoofddorp en Brummen werd resp. woensdag en donderdag voor het eerst gehouden een cursus op het gebied van het ‘mennen’ (rijden van den bok). Zoals men weet, is het mennen het nieuwste onderdeel der paardensport, dat de federatie van landelijke rijverenigingen heeft aangepakt en welken tak van sport zij wil propageren. Daartoe werd in de genoemde plaatsen een cursus gehouden voor hulp-men-instructeurs. Voor beide cursussen bestond zeer veel belangstelling. Uit verschillende provincies waren de instructeurs en toekomstige hulp-instructeurs opgekomen. Het technische deel van den cursus stond onder leiding van den heer D. Modderman, instructeur aan de Federatie-Rijschool te Hoofddorp. Onder zijn leiding werd voor het eerst in ons land onderwijs gegeven aan en het gebruik gedemonstreerd van het z.g. leertoestel, zijnde een oefentoestel, waaraan — zonder gebruik van paard en rijtuig — de leidselvoering en handgrepen kunnen worden geoefend.” Als Daan Modderman een jaar later trouwt met zijn Hongaarse liefde Marika Vinsce Papp is zijn postadres de rijschool in Hoofddorp. Iemand die in die beginfase van Hoofddorp met het leertoestel leert omgaan is Jacques Bartels, de latere luitenant-generaal die het standaardwerk ‘Het Aangespannen Paard’ zal schrijven en honderden hobbyisten op weg helpt.
De federatie stelt ook geld beschikbaar om elders in het land burgers te onderwijzen. De beste tijd voor zo’n cursus is aan het einde van de winter, wanneer de boeren nog tijd hebben en vlak voor ze hun paarden gaan gebruiken op het land. Zo krijgen 28 leden van de rijvereniging in Olst in februari 1938 vier dagen achtereen les van Wouter Slob. De regionale krant doet verslag: “Het doel van een dergelijken cursus is den menners van aangespannen paarden idee bij te brengen van de juiste manier van rijden, vooral in verband met de huidige verkeersregels. De heer Slob deelde ons mede, dat er over ’t geheel slecht wordt gereden tot schade van paarden en bedrijf. Feitelijk hoort dit onderwijs dan ook thuis in een inrichting van landbouwonderwijs, maar waar dit nog niet het geval is, neemt de Federatie dezen tak van uiterst belangwekkend onderwijs voor haar rekening.” Een aantal cursussen verloopt perfect. In Markelo en op Texel bijvoorbeeld. Een goedbedoelde, maar wat vage instructiefilm met de titel ‘Voorwaarts’, waarvan Slob het draaiboek had gemaakt, laat de cursisten zien hoe zij door de vier seizoenen heen hun paarden moeten aanspannen en verzorgen.

Zwarte bladzijde
In 1943 gaat het mis op het federatiecentrum in Hoofddorp. De Landstand neemt bezit van de school. “De Landstand benoemde den heer Slob ook tot schoolleider, om de boeren, die naar het Oostland gaan, een vóóropleiding te geven. Voor dit werk wordt hij geassisteerd door den heer K. Wijker als dienstleider, een man van kranige militaire standing, benevens een hulpdienstleider en een zangleider. In groepen van maximum 30 personen worden de boeren, die naar het Oostland gaan, in korten tijd eenigszins militair opgeleid.” (Dagblad voor Noord-Holland, 3 juli 1943) Onder Slob neemt in feite de NSB beslag om hier militairen te trainen om te vechten tegen de Russen. Wrang genoeg in het jaar waarin een andere Wouter Slob de kogel krijgt vanwege zijn verzet bij de stakingen in Rotterdam.
In de Zwarte Soldaat, de krant van de WA, van 23 september 1943: “Op den avond, van den 7den September vonden wij elkaar op de chambree van de Landstand Rij- en Menschool te Hoofddorp. Wij, dat waren de leerlingen van dèn mencursus, georganiseerd door het stafkwartier der bereden WA. Uit de meest verschillende plaatsen en beroepen waren wij voortgekomen. Ook de leeftijden varieerden nogal, zoo tusschen de 23 en 60 jaar. Al gauw kwam er echter in ons, door het lot samengebrachte, heterogene, groepje een eenheid tot stand, wat trouwens bij Kameraden van het bereden corps niet moeilijk ging. De Wachtmeester voorzag zijn mannetjes fluks van het noodige, en voordat wij het wisten was het tien uur en sliepen wij broederlijk naast en boven elkaar in onze kribben. Den volgenden dag begon de eigenlijke cursus De eerste beginselen van het mennen werden, ons door den Banleider aan het mentoestel bijgebracht.”

Jonge boeren
Na deze zwarte bladzijde en het einde van de oorlog begint de wederopbouw, ook in het Nederlandse men-onderwijs. De Leeuwarder Courant, 17 april 1954 doet verslag van de eerste mencursus in Friesland op de Rijks Landbouw Winter School (RLWS): “Bij storm en regen hebben donderdag in en om de boerderij van de heer Tuinstra aan de Noorderdwarsvaart te Drachten, de deelnemers aan de mencursus van de RLWS aldaar examen gedaan. Nadat al eerder een groep proeven van bekwaamheid had afgelegd, kwam nu de laatste groep voor de examencommissie, die bestond uit de heren W.Spoelstra (Leeuwarden) J. Hemmes (Haren) en de inspecteur van de Kon. Ned. Federatie van Rijverenigingen, de heer Voorsluis. Ook nu slaagden allen, zodat in het geheel 36 jonge boeren met het diploma naar huis zijn gegaan.” Het is een succes, waarmee de kandidaten leren “hoe zij met een paard moeten omgaan op de manier, die voor het dier het aangenaamst en voor henzelf het meest doelmatig is.”
In de decennia die volgen krijgt het paardenonderwijs in Nederland verder vorm. Het wordt professioneel, en de overheid pakt zijn rol. Ook voor wat betreft de men-cursussen voor hobbyisten. Honderden hebben in de jaren ’70 en ’80 de cursus Paardengebruik van het Ministerie van Landbouw en Visserij gevolgd en het officiële diploma behaald. Dat diploma garandeert dat de bezitter het verschil kent tussen spat en gal, uit één hand rijdt en altijd een zakmes met zich meedraagt.
Wouter Slob is er dan niet meer bij, hij ontkwam niet aan de consequenties van zijn houding in de oorlog en wanneer hij weer aan de slag mag, is het schrijven van paardenboeken zijn roeping. Daar verdient hij grote waardering mee. Bijvoorbeeld door het boekje ‘Mennen’ dat in 1977 inspeelt op een groeiende behoefte. Op de kaft staan Slob en Modderman als auteurs, al leven beide in onmin met elkaar. “Mennen? Mennen doe je een geit. Het is het ‘van den bok rijden’ en niet anders”, bromde Modderman met zijn bekende zware stem als iemand naar zijn aandeel in het boekje vroeg.

Inmiddels is het 2019 en hebben vele duizenden mensen een Koetsiers- of Menbewijs op zak. Zij hebben het anders geleerd dan al die hen voorgingen. Met andere paarden, andere trainingswagens en in andere situaties. De meesten houden de leidsels niet meer in één hand en verkiezen een mobieltje boven het zakmes als ‘eerste hulpstuk bij ongelukken’. De boeken van Slob en Bartels krijgen op bol.com een recensie als ‘oubollig en achterhaald’. Maar dat een menliefhebber het beste kan beginnen met een cursus staat nog altijd als een paal boven water.

foto boven: mencursus in 1934: “Onderricht aan het leertoestel. Instructeur wijst den leerling op den krampachtig gehouden hand (holle pols).”

Mencursus bij rijvereniging ZEO in ’t Zand, Groningen, mei 1936.

Een prima initiatief van de Koninklijke Federatie van Landelijke Rijverenigingen, tot de oorlog uitbreekt.

In de Zwarte Soldaat, de krant van de WA, van 23 september 1943.

Opleiding voor men-instructeurs in begin jaren ’30.