“Aan de Koninklijke Stallen werd Maandagavond uit Arnhem aangevoerd een prachtig span paarden, bestaande uit een vospaard en een appelschimmel, dus een Engelsch span. De paarden zijn bestemd voor Z.K.H. den Prins”, aldus de Apeldoornsche Courant op 20 april 1910 over de nieuwe rijpaarden van Prins Hendrik. De term ‘Engels span’ is interessant, omdat de combinatie van vos en schimmel in Engeland geen naam heeft. Alleen in Nederland is het een fenomeen, niet alleen in de prinselijke stallen. “Een schimmel en een vos vormen een Engelsch span. De A.R.M. heeft ze in haar stallen staan, en zij verdienen hun haver onder het zadel en in tuig”, aldus een citaat in De Telegraaf van 24 december 1938, waarbij A.R.M. staat voor Amsterdamsche Rijtuig Maatschappij.
Al sinds heugenis is een ‘Engels span’ een begrip in de Nederlandse paardenwereld. In de tijd van de Engelse postkoetsen, die ’s nachts uit Londen vertrokken, liep het meest lichtgekleurde paard aan de tegenliggerzijde, dus rechts. Om beter op te vallen in het donker. En dat zou namelijk de reden zijn om de schimmel rechts te zetten, zo gaat het verhaal.
Handelshuis Soesman & Co op Semarang, in Nederlands Indië, zet in een handelsblad van 6 april 1885 een ‘Engelsch span Sandelwood’ te koop. Weliswaar is sandelhout, het ras van de paardjes, in het Engels geschreven, maar Soesman heeft in dezelfde advertentie ook bruine en een zwarte te koop en dat is een indicatie dat ‘Engelsch span’ op een kleurencombinatie slaat. Als Nederlands begrip is het dus minstens zo oud als 1885. Een vos en een schimmel in het span is in die periode geen taboe, eerder iets bijzonders, zoals op het tweede concours hippique in Nederland, dat van Amsterdam in 1886, waar de ruige Welsh cobs van Graaf van Wassenaer van Huize Oolde, uit het Gelderse Laren, in de ring komen. Dat zij als vos en schimmel geen eenheid in kleur vormen is voor de jury geen bezwaar om ze te laten winnen van de chique koetspaarden van andere particulieren. Ze nemen het daarbij op tegen de meest uniforme spannen die in de hoofdstad rondrijden, zoals de bruine Mecklenburgers van jonkheer Van Loon voor de calèche, de donkerbruine ruinen van bankier Borski en de Orloff-dravers van jonkheer Rutgers van Rozenburg. Aan het einde van de negentiende eeuw is de combinatie vos en schimmel in een deftige equipage geen unicum.
Landbouwtuigpaarden
Die mode, voor zo ver daar sprake van is, gaat na de Eerste Wereldoorlog door op de concoursen hippique. In 1923 wint het span van D. van Wieringen uit Abbenes, op het concours van Hoofddorp. De landbouwtuigpaarden Ylandia en Vuldova zijn: “Een prachtig Engelsch span (vos en schimmel) met prima tuigmanieren, goed passend en correct in gangen en houding”, schrijft De Paardenwereld op 26 juni.
In datzelfde blad, al is de naam veranderd in ‘Paard & Paardenwereld’ staat jaren later de zinsnede “Bovendien zijn schimmel en bruin toch ook nooit een span”, waartegen de secretaris van de landelijke rijverenigingen, Wouter Slob, in het verweer komt. Hij schrijft in de editie van 4 augustus 1927: “Verder wilde ik den schrijver er op attent maken, dat bruin en schimmel juist wel een span kunnen vormen; in Engeland noemt men dit een specifiek Engelsch span.”
Navraag bij Bolt
De voor de lezer anonieme verslaggever geeft Slob van repliek: “De opmerking, die de geachte schrijver maakte over spannen in zijn eerste schrijven was, dat bruin en schimmel een specifiek Engelsch span vormden. Daarop antwoordde ik als volgt: wat de spannen betreft, houde de geachte schrijver mij ten goede, dat ik het verslag Zuidlaren heb geschreven naar Hollandsche opvattingen. Wat in Engeland ook een span genoemd mag worden, hier in Holland doet men dit daar om nog niet. En dan weet de geachte schrijver heel goed, dat bruin en schimmel geen span kunnen vormen. Hierop volgt aan het slot van des schrijvers S. betoog het verzoek of ik hem mijn onkunde niet op wil dringen. Een dooddoener die ongepast is. Waar leest u, dat ik u mijn onkunde op wil dringen? Ik respecteer uw standpunt niettegenstaande ik met U van meening verschil. Welnu, ik laat u geheel vrij mijn standpunt al of niet te respecteren, ik verzoek u alleen u niet het recht aan te matigen eens anders uitgesproken standpunt onkunde te noemen. Ik blijf bij mijn bewering en zou daarom den geachten schrijver willen vragen of de hier in Holland aanwezige spannen, die naam maken op onze concoursen-hippique, over het algemeen bestaan uit paarden die in kleur niet bij elkaar komen? En dan niet een enkel, maar meerdere. Anders kunt U mijn onkunde niet bewijzen. Kunt u mij overtuigen, zeer gaarne, ik heb dan weer geleerd. Voor ik U echter antwoordde heb ik mijn licht opgestoken bij de bekende paardenhandelaren Gebrs. Bolt te Groningen. Waar wij het hadden over de keuring te Zuidlaren en niet over Engelsche spannen, heb ik mijn inlichtingen in de pen gehouden. Thans echter meen ik den geachten schrijver deze niet te mogen onthouden. De heeren Bolt, die veel (niet een enkel span) spannen naar Engeland verkoopen en dikwijls Engeland bezoeken, vroeg ik: is bruin en schimmel in Engeland een specifiek span? De heeren antwoordden mij: ‘Engeland vraagt evenals andere landen, voor een span gelijke kleuren. Zijn er echter twee paarden, die in gangen, houding en temperament geheel overeen komen, dan stapt een Engelschman eerder over de kleur heen dan b.v. een Duitscher. Toch vraagt Engeland passende kleuren en een bruine en schimmel een specifiek Engelsch span te noemen is in strijd met onze ervaring.’ Ik vergun echter den geachten schrijver gaarne zijn meening over spannen, maar zijn opvattingen strooken niet (noch in Holland noch in Engeland) met de praktijk. En daar hadden wij het over. Dat het concours-hippiquewezen in Engeland wereldberoemd is was mij bekend, maar daarom behoeven wij het nog niet na te apen.”
Volhardend in bruin
Uiteraard schiet dit en de rest van de discussie -over de fokkerij- Slob in het verkeerde keelgat en die reageert nogmaals: “Verder geef ik u de verzekering dat vos en appelschimmel een buitengewoon span kunnen vormen en dat lichtbruin en wit een specifiek Engelsch span is. Dat u niet iets wilt navolgen wat op de wereld als toonaangevend wordt beschouwd moet u natuurlijk zelf weten, maar ik hoop dat u ook in dit opzicht tot onze uitzonderingen zult behooren.” Hierna sluit de redactie de discussie.
Het is bijzonder dat Slob, als jongeman van net 24 jaar oud, zo volhard in zijn idee dat juist bruin en schimmel een Engels span vormen, zonder een specifieke bron te noemen. Het is eigenlijk wel aannemelijk dat hij in zijn jeugdige eigenwijsheid bruin en vos door elkaar haalt.
Venijn in de staart
Vier jaar later, in 1931, is het opnieuw aanleiding voor ingezonden brieven in hetzelfde vakblad. Ditmaal zijn het echter twee zwaargewichten in de tuigpaardensport, Bultman in de Haarlemmermeer en Van de Haar uit Zeist, die de discussie over het Engels span gebruiken om elkaar ‘ns stevig de maat te nemen.
“In het laatste nummer van 2 juli van Paard en Paardenwereld komt een ingezonden stuk voor van den heer Bultman, naar aanleiding van mijn verkort verslag over de hackney-show, dat ik niet zonder meer kan laten passeeren. Voor den oppervlakkigen lezer toch lijkt het alsof de heer B. mijn meening onderstrepen wil, doch bij nader lezen zal men bemerken, dat de heer B. mij een meening wil toekennen, welke ik nooit uitgesproken heb, n.l. alsof bij een span paarden in de eerste plaats dezelfde kleur geëischt wordt. ’t Stukje begint met ‘een zoo bij uitstek deskundig persoon als de heer G. v.d. H.’ en aan ’t einde komt: ‘Paarden van verschillende haarkleur enz. brengt een eigenaar van concours-paarden, die zichzelf respecteert, in Engeland en Amerika nooit inden concoursring voor serieuze mededinging. Terecht wijst de heer G. v.d. H. er op, dat ze zich daar in Engeland en Amerika aan houden en bepleit dat Holland dit voorbeeld moet volgen.’ Als men nu weet, dat het beste span in ons land op het oogenblik gevormd wordt door Hockwold Robert en Greystone Primrose, welke paarden door mij werden gekocht én op de concoursen meedingen, doch dat ze verschillend van kleur zijn (schimmel en vos), dan is dat slot van ’s heer Bultman’s stuk niet zoo onschuldig als ’t er uitziet, doch kan men terecht zeggen: ’t venijn zit in den staart. De heer B. moet bepaald wel denken, dat hij voor imbecielen schrijft om mij, die paarden van verschillende kleur als tweespan voorbrengt, een dusdanige meening in de schoenen te willen schuiven. Het is reine onzin te beweren, dat men geen zelfrespect zou hebben, indien men paarden van verschillende kleur als span in den ring zou brengen. Dezelfde kleur is een niet te versmaden factor, doch men zet die niet op de eerste plaats, want het is een uitwendig iets en voor een span, dat werkelijk samengaat, zijn in de eerste plaats noodig gelijke inwendige eigenschappen en die geven juist aan een span de bekoring, omdat door gelijke inwendige eigenschappen bereikt wordt dat ideale samengaan alsof het één geheel is. Kan men de uitwendige eigenschap, de kleur, ook gelijk krijgen, prachtig, maar dit moet nooit, zooals de heer B. doet, voorop gesteld worden”, aldus de brief van Gradus van de Haar, van de bekende handelsstal Groenoord in Zeist, geplaatst op 9 juli 1931.
Roodschimmels
Bultman bijt gelijk terug: “De heer v.d. Haar had voor het concours-hippique te Wageningen een span roodschimmels (ruins) aangegeven. Doordat een daarvan niet fit was, werd van de nood een deugd gemaakt en naast den roodschimmelruin, die goed in orde was, een vosmerrie gespannen. En het is den heer v.d. Haar gelukt met dezen roodschimmelruin en vosmerrie, te verslaan alle beste tweespannen met gelijke kleur, die in Nederland aanwezig zijn. Deze uitspraak laat ik als zoodanig onbesproken, maar was in strijd met de wijze waarop de heer v.d. Haar meent dat de tweespannen gekeurd moeten worden, omdat het in Engeland zoo vanzelfsprekend wordt geacht, dat twee paarden in tweespan dezelfde kleur hebben, dat paarden van verschillende haarkleur in Engeland, nooit in tweespan te zien komen op grote concoursen-hippique. Den heer v.d. Haar is dit toch wel bekend en zal nooit een tweespan verschillend van kleur in Engeland bekroond hebben gezien. Nu zegt de heer v.d. Haar dat zijn roodschimmelruin en vosmerrie het beste span in Nederland is. Bedenken wij nu dat de heer v.d. Haar die paarden jaren op stal had en de dieren nooit in tweespan op concours liet mededingen, dan had de heer v.d. Haar dus het beste span paarden jaren op stal, zonder dat Z.Ed. het zelf heeft bemerkt of geweten en pas in Juni 1931 tot die ontdekking is gekomen.”
Nooit gezien
Het ontaardt in een venijnige correspondentie die niet bijdraagt aan de onderlinge sfeer op de concoursen in den lande, waar deze twee belangrijke deelnemers elkaar vaak en onvermijdelijk tegenkomen. Bultman is overtuigd door Londen, Richmond en andere shows: “Nooit is door mij een vos en schimmel op die groote concoursen hippique in den ring, laat staan bekroond, gezien. Ik verzoek den heer v.d. Haar in uw blad te noemen waar en wanneer de heer v.d. Haar in Engeland een vos en een schimmel meermalen bekroond heeft gezien.” En dan blijft een reactie van Van der Haar uit, waarop Bultman zijn gelijk ziet bewezen: “In Engeland vindt men ’t niet behoorlijk en oirbaar om ongelijksoortige paarden in kleur, maat, bouw en gang er aan te laten deelnemen en ziet daarin het werpen van ’n smet op ’t aanzien van ’t concours-hippique. Het zou anders den indruk naar buiten kunnen wekken, dat rijp en groen door elkaar op de concoursen te zien kwam, ten koste van het gedistingeerde karakter, dat de Engelschen bij hunne concoursen willen hooghouden. Daarom heb ik u gevraagd om namen te noemen van de vossen en schimmels die u in Engeland in tweespan bekroond zag. Thans heeft u in P. en Pw. van verleden week stilzwijgend moeten erkennen, dat u nooit een schimmel en vos in Engeland in tweespan bekroond zag.”
Modegril misschien?
In 1933 neemt een verslaggever van Paard en Paardenwereld het nog op voor Climax en Julius van D. E. Mellema, naar aanleiding van hun vierde plaats in Utrecht: “Dit span hadden wij hooger staan. Of de kleuren harmoniëren? Wij zouden zeggen het gaat wel. Vos en schimmel is een Engelsch span. Vos en schimmel-bont maakt daarop slechts een klein verschil en de paarden gingen extra.”
In 1954 ziet de Friesche Koerier, na de overwinning van Gelrus en Eebert van Evert Hemmes, in Heerenveen, een trend: “Opvallend was dat er — behalve dan natuurlijk in de rubrieken Fries ras — geen zwarte tuigpaarden in de ring kwamen. Alle eigenaren schijnen het in schimmels en vossen te zoeken. Een modegril misschien?” Het aantal Engelse spannen dat in die jaren bovenaan komt te staan op de tuigpaardconcoursen is navenant groot: Rocco en Theobalt (Van der Touw), Claus en Arthur (Van Dijk), Andre en Argonaut (Zijnstra), Sirus en Pronko (nogmaals Hemmes), Sneeuwkoning II en Utella (Dijk) om er een paar te noemen.
Zelfs voor een bruiloft is een Engels span een fenomeen: “Maar ja, wie ziet tegenwoordig ook nog kans om naast een trouwcoupé ook nog een Engels span op de kop te tikken?”, klaagt de Leeuwarder Courant op 1 april 1965 wanneer er een span bruine paarden voorop in een bruidsstoet loopt.
Glashelder antwoord
Het is duidelijk dat het begrip in Nederland diep is geworteld. Maar hoe Engels is het Engels span? De Groningse paardenhandelaar Bolt en tuigpaardrijder Bultman geven aan, dat het in Engeland niet de gewoonte is. Anderhalve eeuw later is dat nog zo. De Britse Sallie Walrond, jurylid en schrijfster, is glashelder in haar antwoord: “Ideally, a pair should be of identical colouring and have the same markings.” Punt. Voor haar is een combinatie van vos en schimmel of anderszins een keuze uit armoede.
“Your Dutch term sounds to me like you were all making fun with the English! If you hadn’t a smart matching pair, you drove what you had and gave it a funny name”, reageert de coaching expert Bob Elliot met enig gevoel voor humor. Een rondje langs de Engelse kenners met de vraag of zij het principe kennen om een schimmel aan de tegenliggerzijde in het span te zetten, om beter op te vallen in het donker, levert niets op.
Colin Henderson, de vroegere head coachman van de Britse koninklijke stallen, kan er wel om grinniken. En de oud-hoofdredacteur van het tijdschrift Carriage Driving en jurylid, Richard James, fronst zijn zware wenkbrauwen: een vos en een schimmel als ‘normaal’ in het span? Ga weg. Het zijn Engelsen die hun geschiedenis kennen. Alleen Bob Alexander, wereldwijd één van de belangrijkste handelaren in tuigpaarden, kent het principe van een ‘Engels span’, notabene uit Nederland waar hij geregeld paarden komt kopen.
Goed paard heeft geen kleur
Dat brengt ons terug naar de oude postkoetsen in de eerste helft van de 19e eeuw, vóór de introductie van de stoomtrein in Engeland. Talloze boeken zijn er verschenen over die periode en als de kleuren van de paarden al ter sprake komt is het om de wens van een ‘well-matched’ vierspan aan te duiden (Autobiography of a Stage-Coachman, Cross, 1861). “Het ideaal van een koetsier is een vierspan gelijk in kleur, maar weinig uitbaters (van een coach) streefden naar die perfectie. De kosten waren hoog en er viel, behalve voor het oog, niets mee te winnen”, zegt ook Charles G. Harper (Stage-Coach and Mail in Days of Yore, 1903).
Oud-koetsier John Jervis houdt het praktisch in The Travellers Oracle van 1827: “Wanneer u tevreden bent met de gewoonlijke kwaliteiten voor uw paarden, met name inzake snelheid en kracht, en minder waarde hecht aan de gelijkheid van kleur, dan kunt u kapitale paarden voor de helft van het geld kopen, dan wanneer u kieskeurig bent in het uitzoeken op kleur.” Jervis haalt een -in zijn tijd al- oud gezegde aan, dat een goed paard nooit een verkeerde kleur heeft.
Wat niet deugd
Wat zo ongeveer standaard in alle verhalen van ‘weleer’ aan de orde komt is de kwaliteit van de paarden voor de mail en stage coaches: alles wat niet deugd in een privéstal komt voor de postkoets. Van blind tot op hol gaand. De paarden voor het postvervoer mogen in aanschaf vooral niets kosten en gaan na verloop van tijd, op veilingen, voor hoge bedragen als zijnde perfect afgericht weer van de hand. Daar verdienen de uitbaters van de (particuliere) stage coaches en verhuurders van paarden voor de Royal Mail-coaches aan. De kleur doet er niet toe. En de Royal Mail schrijft hierover niets voor. Waar het paard in het span loopt heeft niets met de kleur te maken, wel alles met de beste plek voor dat specifieke karakter. Een achterpaard moet sterk zijn, een voorpaard onverschrokken, een luie loopt onder de zweep. Dat is wat de schilder Charles Cooper Henderson zo prachtig laat zien in talloze schilderijen van Engelse postkoetsen, er is in kleur geen lijn in te trekken. De enkele schimmel in een gemengd span loopt achter, links of rechts.
Coaching als sport
Ook in de tweede helft van de 19e eeuw, wanneer coaching is ontdekt als sport voor de rijken der aarde, is het streven naar gelijkheid in kleur. Wanneer dat niet lukt, moet de paarden dit op een andere manier als eenheid compenseren. In ‘The Private Stable’ geeft de Amerikaan James A. Garland (1903) aan dat het niet uitmaakt hoe de opstelling in een vierspan is bij een ‘cross-matched’ vierspan, dat wel zeggen, als er sprake is van twee lichte paarden en twee donkere, dan lopen die kruislings in het vierspan. Het maakt niet uit of de lichte paarden linksachter en rechtsvoor lopen of omgekeerd. Garland noemt een span dat verschilt in kleur ‘fancy-matched’, zonder daarbij verdere details aan te geven, want dat is ongetwijfeld een kwestie van goede smaak. Fairman Rogers bevestigt dit in het ultieme standaardwerk over coaching, namelijk ‘A Manual of Coaching’ (1900), door op te merken dat twee spannen van gelijke kleur in een vierspan of door de gelijk-gekleurde paarden aan dezelfde kant te zetten niet gaat werken: dat oogt niet als eenheid. “Een cross team van twee schimmels en twee donkere paarden heeft gewoonlijk een vrolijke en schitterende uitstraling”, is hij positief.
Typisch Nederlands
Al is natuurlijk nooit uit te sluiten dat er ‘ns iemand een schimmel rechtsvoor heeft gezet, vanuit de gedachte ‘dan valt ie mooi op in het donker’, in het algemeen is en was het geen regel in Engeland. En de specifieke combinatie van vos en schimmel komt in geen enkele Engelse traditie voor. In het tegendeel zelfs. Over het Engels span is in Engeland maar één conclusie te trekken: het is een broodje aap. Maar in Nederland is het na anderhalve eeuw wel tot de tradities gaan behoren, zodat we met recht mogen gaan spreken over een typisch ‘Nederlands span’.
Met dank aan Bart Freriks, Bob Elliot, foto’s: Geert Bouius
Foto boven: Lambertus Huckriede met het Engelse span Zilver en Alfredo.
Jan Jordans met Barend en Oxcan.
De Locomotief, Samarangsch handels- en advertentieblad 6-4-1885.
Het winnende span staat direct na afloop van het concours
hippique in Amsterdam te koop. Nederlandsche Sport 8-5-1886.
Nederlandsche Sport 26-3-1887.