Het is een ansichtkaart die menig vakantieganger twintig, dertig jaar geleden met de groeten uit Friesland heeft verstuurd. Een onmiskenbaar Fries echtpaar op een Friese sjees met daarvoor een gitzwart Fries paard. Het plaatje doet het hart van Bert Huis in ’t Veld sneller kloppen, alhoewel: “Ik hou niet van witte wielen.” En een beetje plagend: “Ik zou best eens een schimmel voor de sjees willen spannen.”
Hij is verknocht aan de Friese sjees en verzamelt van alles van en over deze tweewielige rijtuigjes. Onvermijdelijk zitten in het verzamelalbum van Bert Huis in ’t Veld ook de ansichtenkaarten van Friese aanspanningen voor Friese boerderijen, kaarten van anderhalve gulden die bij de plaatselijke VVV of supermarkt in het rek stonden. Voor de toeristen om naar de achterblijvers thuis te sturen.
Liever nog dan naar de toeristische ansichtkaarten te kijken, bladert Bert door het blauwe met goudopdruk versierde gedenkboek ‘Koninklijk bezoek aan Friesland, 25-27 september 1905’, waar talloze foto’s in staan van de sjezen die voor de gelegenheid in Leeuwarden kwamen ringsteken. Een voor die tijd unieke gebeurtenis waar een kleine zestig sjezen aan deelnamen. De rijtuigjes van de rijke boeren en de Friese adel, nog voor de auto echt zijn intrede had gedaan. Wat Bert opvalt bij het doorbladeren van de pagina’s met foto’s is dat het gros van de sjezen, in tegenstelling tot die op de ansichtkaarten van een halve eeuw later, geen witte wielen heeft en dat lang niet alle paarden zwart zijn. Zo zag het er dus blijkbaar uit in de hoogtijdagen van de Friese sjees.
Bij een plaatje van een stevige appelschimmel grinnikt Bert: “Zo’n paard zou ik tegenwoordig wel eens voor de sjees willen zien, al zal ik er wel een hoop commentaar op krijgen.” Een paard voor een sjees hoort in de ogen van de meeste liefhebbers gitzwart te zijn, met lange manen, een volle staart en beenbeharing, een rasecht Fries paard dus. Maar volgens welke maatstaf ‘hoort’ dat, vraagt Bert zich af.
“Het is gevaarlijk om zoiets te zeggen, want je stoot veel mensen voor het hoofd, maar voor 1910-1920 liepen er allerlei soorten paarden voor de sjees. Pas na die tijd, toen ze de sjees als concourswagen voor Friese paarden gingen gebruiken, kwamen er steeds meer met witte wielen. Tegen het wit komt een zwart paard veel beter uit. Dat mag dan niet origineel zijn, vergeet niet dat het gebruik op concoursen de redding is geweest van de sjees. Na 1900 zijn er ongelooflijk veel omgebouwd tot arrenslee of gewoon kapotgegaan. Dankzij het Friese paard is de sjees van de ondergang gered. Ze hebben elkaar geholpen. Een Fries paard is perfect voor de sjees. Toch snap je misschien waarom de ansichtkaart met de witte wielen niet mijn favoriet is.”
Juiste plaatje
Frits de Jong uit Tjerkgaast, een groot liefhebber van Friese paarden en de vroegere eigenaar van de bekende dekhengst Reitse, wil wel helpen om een betere versie van de ansichtkaart ‘Groeten uit Friesland’ te maken, eentje met donkere wielen. Niet ver uit de buurt van zijn woonplaats Ruigahuizen weet Bert een karakteristieke boerderij die als achtergrond kan dienen. Terwijl Frits de glanzende ruin Bareld fan Hylpen voor de wagen spant, hijst zijn vrouw Renske zich in de Friese dracht. Alles, van zijn chatelaine tot haar gouden oorijzers, moet perfect zijn. Een uurtje later gonst het ijzeren wielbeslag van de sjees over de klinkers en laat Frits het paard in volle glorie marcheren. Renske houdt zich, zittend aan de rechterkant, stevig vast in het wiebelende bakje van de tweewieler. Bert weet: “Wanneer het paard in een verkeerd tempo loopt is het een drama, maar loopt het lekker in balans, dan is het schudden geen probleem. Je moet alleen geen al te haakse bochten maken, want dan ga je wel om.”
Frits is trots en Bert glundert. Zo was het plaatje van rond 1850. Bert wijst naar de belijning van het chique rijtuig en geniet: “Prachtig, evenals het houtsnijwerk dat erin is verwerkt. Wanneer je ziet hoe zo’n wagen gebouwd is, dat straalt vakmanschap uit. Ze werden gebouwd door de betere wagenmakers en je had kleine fabriekjes, zoals Pieter de Hoo die in Leeuwarden sjezen bouwde. Ze zijn allemaal uniek, alhoewel ik ontdekte dat wagens van verschillende makers soms zijn versierd met identiek houtsnijwerk. Blijkbaar waren er beeldhouwers die dat op bestelling voor meerdere wagenmakers leverden. Sommige sjezen hebben heel mooi, barok gestoken houtsnijwerk en ik denk dat niet iedere dorpswagenmaker dat zelf kon maken. Waarschijnlijk had een bedrijf als Pieter de Hoo een aparte beeldhouwer in dienst voor het houtsnijwerk. Dat vermoed ik, want het is nergens vastgelegd. Voor mij is het daarom een uitdaging om uit te vinden hoe die geschiedenis in elkaar steekt, want de sjees is wereldwijd gezien een bijzonder stuk cultuur.”
De sjees is vooral een Nederlands erfgoed, weet Bert. Niet alleen in Friesland reden ze rond, ook in Zeeland en met name in Holland waren in de achttiende eeuw prachtige exemplaren te vinden. Omdat de vraag naar antieke sjezen groter was dan het aanbod, zijn er in de afgelopen dertig jaar talrijke nieuw gebouwd, waaronder die van Frits de Jong.
Eigen sjees
Verzamelen van plaatjes is een aardige bezigheid, maar uiteraard wilde Bert niets liever dan een echte sjees in bezit krijgen, al vanaf zijn jonge jaren. “Als klein ventje was ik al gek van sjezen en Friese paarden. Opa heeft altijd met Friese paarden gewerkt en vertelde verhalen over hoe hij vroeger in Friesland met een merrie voor de sjees naar de hengst ging. Dat het op de terugweg zo hard ging dat je niet eens meer zag of er nog spaken in de wielen zaten. Met opa en vader ging ik naar concoursen en het werd voor mij een droom om er zelf een te hebben.”
Een oud exemplaar, dat in de jaren tachtig al snel tussen de dertig- tot veertigduizend gulden kostte, lag echter ver buiten zijn financiële mogelijkheden. “Als je het graag wilt, dan moet je voor jezelf een mogelijkheid creëren en als je het niet kopen kunt, dan moet je het zelf maken.” Daarom bouwde Bert, scheepstimmerman van beroep, zijn sjees eigenhandig en het werd een schoonheid. Alleen al het maken van het bakje met gebogen panelen nam een winter in beslag. “Gaandeweg puzzelde ik uit hoe het in elkaar stak. De vorm was het moeilijkst.”
Aan de hand van oude exemplaren die nog hun originele lak hebben kon Bert achterhalen hoe ze er uit horen te zien. Hier en daar staan ze bij particulieren en het rijtuigmuseum in Leek heeft er een aantal. Ze vormden een bron van inspiratie voor Bert. Zijn sjees is net zo rijk versierd als de prachtigste oude exemplaren, vol bladgoud, aangebracht door een kunstenaar. Uiteindelijk is het daarmee nog een kostbaar project geworden. “Geen cent doet geen zeer, zeg ik maar. Wanneer je zo ver bent gekomen…”
Zijn opa belandde in de crisisjaren noodgedwongen in Delfgauw. Het zou hem met trots hebben vervuld dat zijn kleinzoon na meer dan een halve eeuw terug zou keren naar Friesland, naar Ruigahuizen, en daar met zijn eigen Friese sjees rond zou kunnen rijden. De enige pech is dat de tijd voor dat laatste ontbreekt. De wagen staat momenteel door tijdgebrek ongebruikt tussen de dozen vol spullen en oude tuigen in de schuur. Aan het enthousiasme van Bert ligt het niet. Hij maakt zich eerder zorgen over de animo voor sjezen in het algemeen. “De belangstelling voor het oude gerij neemt af. Voor de jongere generatie is het te kostbaar om aan te schaffen en de meeste liefhebbers gaan meer voor de paarden dan voor de wagens. Het is ook de tijdgeest. Ik zie graag een Fries paard, maar mijn hart ligt bij de sjees. Bovendien, een sjees is momenteel misschien niet de beste belegging, want ze worden minder waard, maar het is nog altijd een veel betere investering dan een auto.”
Dit artikel verscheen in 2008 het magazine Landleven, met fotografie van Lode Greven
Paardenman Frits de Jong geniet wanneer Bareld fan Hylpen deftig draaft.
Zo zag het er dus blijkbaar uit in de hoogtijdagen van de Friese sjees.
Bert legt uit dat de rijder op de sjees, in tegenstelling tot bij andere rijtuigen, aan de linkerkant zit.
Rijk versierd met houtsnijwerk en bladgoud.
Typisch voor een Fries tuig: een plat schoftje zonder boom.
Frits de Jong schroeft de moeren en bouten los waarmee de lamoenbomen aan de sjees
zijn bevestigd. Zonder bomen is het rijtuigje handiger te vervoeren.