Anderhalve eeuw geleden kreeg een fabrieksarbeider niet eens een vrije dag, laat staan vakantie. Alleen de gegoede burger had het voorrecht van vakantie, meestentijds in eigen land. En hoe heerlijk was het voor hen om vanuit ’s-Gravenhage of Leiden een weekje in de omgeving van het lommerrijke Arnhem door te brengen. Stalhouderij De Rijk reed de vakantiegangers er door de prachtige lanen en naar idyllische plekjes.

Stalhouder Willem de Rijk haalt in 1855 de Staatscourant vanwege onteigening om de kom van Arnhem uit te breiden. Hij is tenminste de derde generatie die paarden verhuurt; De Rijks heten in de mannelijke lijn allemaal Derk en Willem. De vierde generatie, Dirk (1823-1898), heeft een stalhouderij aan de Vossenstraat en wil uitbreiden door het open terrein aan het Roermondsche plein te overdekken met een pannendak. Het doel is voor rijtuigstalling en de opslag van hooi, stro; Dirk vraagt in combinatie met foeragehandelaar Anton Hoetink uit Zutphen een vergunning aan voor het dak. Maar de gemeenteraad wijst hun verzoek in november 1861 af op advies van de brandweer.
Toch weet Dirk de Rijk zijn onderneming gaandeweg uit te breiden en met name door het rondrijden van toeristen in de zomer, waarvoor de stalhouderij adverteert in met name kranten in het westen van het land. Een toerist die wil genieten van het glooiende parklandschap, gecreëerd door de aaneengesloten landgoederen en buitens rond Arnhem doet dat het best vanuit een rijtuig van De Rijk. Langs Sonsbeek, Zijpendaal, de ‘bedriegertjes’ bij kasteel Rosendael, langs glinsterende sprengen, een blik op kasteel Biljoen of rijdend door de Middachter Allee. En wie de tijd heeft maakt een langere tocht over de uitgestrekte heidevelden en door hakhoutbossen van de Veluwezoom. De Veluwe is voor de westerling een woeste wereld waar in het voorjaar eekschillers de bast van het gekapte eikenhout kloppen, houtskoolmeilers zorgen voor een indringende rookgeur, rondtrekkende schaapskudden het pad versperren en mensen zo ongeveer in kuilen wonen.

Van rijpen leeftijd
De kloof tussen arm en rijk is in deze streek enorm. Het is de tijdgeest. Ook in de stalhouderij, want in de winter neemt het werk aanmerkelijk af en zijn het de werknemers die hierdoor zonder inkomen komen te zitten: Dirk de Rijk zet ze eenvoudigweg als seizoenwerkers op straat. Toch is Dirk niet ongevoelig om een bejaarde koetsier te helpen om nog voor het invallen van de winter een andere baan te vinden: “Een bekwaam koetsier, P.G, van rijpen leeftijd, gehuwd, doch geene kinderen meer tot zijn last hebbende, biedt zich aan om met november e.k. of later in dienst te treden, zijnde niet ongenegen om ook als noodhulp te gaan. Hij verstaat volkomen het rijden met twee zoowel als met vier paarden; zijne vrouw bezit alle geschiktheid om eene melkerij waar te nemen, doch dit is geen vereischte bij de aanvraag van koetsiersdienst. Men is in staat, de beste informatiën te leveren van bekwaamheid en goed gedrag. Brieven franco, onder letters H.R., bij den Stalhouder D. de Rijk, Vossenstraat, te Arnhem.” (Opregte Haerlemsche Courant 3-10-1863).
Van Arnhem naar Apeldoorn loopt een ongeregelde postdienst, die als belangrijkste taak had om de komst van de koning aan te kondigen, tot 1870, het jaar waarin dit verandert in een dagelijkse rit met een postkar heen en terug die Dirk de Rijk aanbesteed krijgt voor ƒ 1.600,- per jaar.

Naar Nijmegen
Een reis van Arnhem naar Nijmegen is in die tijd nog een toestand, waarvoor de diligences van Van Gend & Loos het aangewezen middel zijn. Maar die wagens zijn krap en bedompt. Bovendien moet de diligence net als alle andere voertuigen per pont de Waal bij Nijmegen oversteken en dat is een gedoe. Het alternatief is de stoomboot Willem III die met een omweg naar Lobith de verbinding verzorgt, tenzij de rivieren weer ‘ns dichtvriezen of zoals in oktober 1865 de waterstand te laag is, waarmee De Rijk zijn kans ziet om een dagelijkse omnibus te laten rijden. Dat is beter reizen dan opeengepakt in de diligence. Nog beter is naar Nijmegen per huurrijtuig. ƒ 3,50 met één paard voor een vigilante naar Lent inclusief brug- en tolgeld, doorrijden tot Nijmegen kost twee kwartjes meer en met twee paarden naar Nijmegen ƒ 6,75. Dat zijn de tarieven in 1873, waarbij het per brief of telegram bestelde rijtuig in Arnhem bij het treinstation klaar staat te wachten. Wanneer in een strenge winter van het jaar daarop de Rijn dichtvriest en rijtuigen niet meer naar de overkant kunnen, heeft hij een oplossing door paarden en rijtuigen te stallen aan beide zijdes van de oever: “D. de Rijk, stalhouder, Vossenstraat, verwittigt aan zijne geachte clientèle, dat hij thans, en steeds zoo lang de overtogt voor rijtuigen over den Rijn door ijsgang of om andere reden is gestremd, in de gelegenheid is om rijtuigen van de overzijde der rivier af, naar Lent, Nijmegen of elders te leveren, voor de gewone en bekende prijzen, doordien hij tijdelijk een gedeelte zijner stalhouderij naar de overzijde der rivier heeft overgebragt.” (Arnh.Cour. 30-12-1874).

Ponyveulen
Het staartje van diezelfde winter zorgt nog voor een verrassing: “Als eene bijzonderheid kan vermeld worden dat deze week te Arnhem een Russische poney merrie, twee jaar oud, behorende aan den stalhouderij de Rijk alhier, in de weide lopende, een bijzonder sterk en krachtig veulen heeft geworpen en wel nadat zij, in weerwil van koude en sneeuw, den gehelen winter door met nog meer poneys van dat ras in het weiland was gebleven. De eigenaar, wien het onbekend was dat deze poney drachtig was, vond het jong geworpen veulen, ondanks de koude nachten, in de weide vrolijk om de merrie heen huppelend.” (Arnh.Cour. 17-4-1875).
In april 1877 voldoet het onderkomen aan de Vossenstraat niet langer en verhuist De Rijk naar de hoek van de Weerdjesstraat en de Nieuwstraat, waar voorheen hotel Bast zat. Hier groeit de firma verder. De Rijk adverteert met ‘in den loop der volgende week een nieuw transport luxe-paarden’ te krijgen voor de handel en is blijkbaar zo ambitieus dat dit scheve ogen van concurrenten oplevert. Achter zijn rug fluisteren ze dat er een geldschieter achter moet zitten en de naam van wijnhandelaar Johannes van Dijkshoorn van Huize Voorburg in Elden valt. Maar dat is, zo verklaart Dirk openlijk in de krant van 16 april, volkomen nonsens en hij steekt overal eigen geld in. De paardenhandel is echter niet de kwaliteit van De Rijk, die daarin niet op kan tegen het scherpe inkoopbeleid en de goede naam die stadgenoot Riemer heeft opgebouwd.

Voor de tentoonstelling
De hoofdzaak blijft het rondtoeren met toeristen, en helemaal na de aanleg van een spoorbrug over de Waal en daarmee een spoorverbinding van Arnhem naar Nijmegen in 1879, waarmee een belangrijk deel van de omzet wegvalt. Als ondernemer blijft Dirk slagvaardig en “bericht aan zijne geachte clientèle en aan verdere belanghebbenden, dat hij na de opening van de Spoorlijn Arnhem—Nijmegen, als het gebruiken van Rijtuigen naar Nijmegen nagenoeg geheel zal vervallen, zich blijft aanbevelen voor het leveren van rijtuigen, zoals vooral voor het toeren in de omstreken van Arnhem, enz., tegen de daarvoor sedert jaren door hem gerekende en alom bekende vaste prijzen. Dat hij verder in geen geval van den aanstaanden drukken tijd der Tentoonstelling te Arnhem zal gebruik maken, om die prijzen te verhoogen en dat hij, met het oog op de Tentoonstelling, zijn zaak ook heeft vergroot, zodat hij dit jaar eens zoveel paarden en rijtuigen als vorige jaren beschikbaar heeft.” (Alg.Handelsbl. 27-5-1879). De bewuste Tentoonstelling van Nederlandsche en Koloniale Nijverheid is met 35 gebouwen een kleine wereldtentoonstelling op zes hectare in het centrum van de stad, met het Musis Sacrum als middelpunt. De Rijk maakt afspraken met hoteliers over de levering van rijtuigen voor gasten die naar de tentoonstelling willen, zoals familiehotel Zomerlust aan de Utrechtseweg.

Elektrische klok
In 1887 komt er een nieuw materiaal op de markt om een dak licht doorlatend te maken: tectorium. De Rijk ziet dat wel zitten en vraagt vergunning om het bestaande dak te vervangen, maar stuit op argwaan bij de gemeente, tot december van dat jaar: “De Raad is teruggekomen van zijn besluit, waarbij den heer D. de Rijk, stalhouder alhier, de vergunning werd geweigerd om het dak van zijne remise met tectorium te bedekken. Er zijn door den directeur van gemeentewerken proeven genomen met deze stof, welke aantoonden, dat het gevaar bij brand niet grooter is dan van eenig ander bouwmateriaal.”
In 1891 plaatst de gemeente Arnhem elektrische klokken in de straten, ook bij de stalhouderij in de Weerdjesstraat komt er een te hangen en uit een proef blijkt deze geen minuut af te wijken van de verzegelde ‘normaalklok’ in het stadhuis. Zo’n klok maakt de stalhouderij mede tot een herkenningspunt in de stad.
Op zoek naar nieuwe kansen om het bedrijf een brede basis te geven en zo de risico’s te spreiden, gaat De Rijk ook verhuizingen doen met dichte meubelwagens en met personeel dat de inboedels inpakt en op de nieuwe plek naar wens neerzet. Om idee van de omvang van het bedrijf te krijgen: De Rijk adverteert met het beschikbaar hebben van tachtig rijtuigen in alle soorten. In dezelfde annonce in de Arnhemsche Courant (1-7-1894) merkt hij op: “de aan het station Arnhem gestationeerde rijtuigen hebben met deze stalhouderij niets gemeen”, waarmee De Rijk zich in kwaliteit wil distantiëren van de huurkoetsjes die bij nacht en ontij bij het station staan en waarvan de koetsiers chagrijnig weggezakt in hun duffelse jas op de bok hangen, al dan niet met een van de drank rode neus. “Nimmer sterken drank gebruiken”, is een voorwaarde voor een koetsier om aan de Weerdjesstraat in dienst te komen.

Uiterwaardenhooi
Hooi is de brandstof van de huurhouder. Een paard dat vol in het werk staat verorbert dagelijks met gemak tien kilo hooi en als De Rijk -zeg- dertig paarden heeft, heeft hij alleen al voor eigen gebruik ruim dertig hectare hooiland nodig. Daarom huurt hij onder andere vijf en een halve hectare van Baron van Pallandt van Oud-Beijerland. Voor die percelen met de naam De Groote Ossenkamp onder Westervoort, begrensd door den Schaapsdijk, de Arkenoachsteeg en de Spoorbaan, betaalt De Rijk zes jaar lang ƒ 508,- per jaar, plus de grond-, sluis-, polderlasten en een bijdrage in de kosten van het stoomgemaal. Van de vruchtbare grond komt meer hooi, dan voor eigen gebruik nodig, zo blijkt in 1870, wanneer De Rijk tien ton ‘uiterwaardsch’ hooi aankoopt à ƒ 22,50 per 500 kilo. Voor de rekenaars: bij een opbrengst van 3.500 kilo hooi per hectare leveren die 5,5 hectare een handelswaarde aan hooi op van ƒ 866,25. Maar dat is een kleinigheid vergeleken met de totale eigen behoefte. De stalhouders van de stad nemen gezamenlijk de uiterwaarden langs de Rijn in beslag. De Rijk huurt het land aan de Arkenoachsteeg naast de hooilanden van stalhouderij Riemer.

Hofhouding op bezoek
Dirk de Rijk overlijdt in 1898. Zijn zoon Dirk Henri zou opvolger zijn, maar verdrinkt in de zomer van 1900 op 35-jarige leeftijd in de Rijn bij Wageningen, volgens de rouwadvertentie tijdens een ongeluk bij het baden. Zwemmen in de rivier is en blijft een gevaarlijke bezigheid. Daarmee blijven zijn twee vrijgezelle zussen met het ouderlijk bedrijf zitten: Anna en Marie. Hun broer Willem werkt als notaris in Roosendaal en overlijdt prompt in november hetzelfde jaar aan een bloeding, terwijl het jongste zusje Alexandrine met haar man naar Den Bosch is verhuisd.
Marie (1849-1931) en Anna (1848-1928) blijven met eenzelfde voortvarendheid als hun vader te werk gaan. Ze krijgen de hofhouding op bezoek. Had naaste concurrent Riemer al eens Koningin Emma en Koning Willem III mogen vervoeren, de besloten binnenplaats aan de Weerdjesstraat leent zich het beste om de koninklijke stallen, zonder pottenkijkers, te laten aanspannen: “Hedenavond met den trein van 6.42 komt Z.K.H. de Prins der Nederlanden uit Tilburg hier aan om dan van Arnhem naar het Loo terug te rijden. Het koninklijk rijtuig, bestemd om Z.K.H. af te halen, is — zooals trouwens sinds jaren met de Koninklijke rijtuigen gebeurt als die hier noodig zijn — ondergebracht in de Stalhouderij D. de Rijk waarvoor de inrichting met haar groote binnenplaats ook bijzonder geschikt is.” (Arnh.C 10-7-1906)
Daarbij is er de vestiging op het Stationsplein, gelijk naast de uitgang van het station. “Iets geheel nieuws op het gebied van reclame is ontvangen en toegepast door de stalhouderij van de firma D. de Rijk op het Stationsplein alhier. Het is een zeer mooi en vernuftig uitgedacht middel om de aandacht van het publiek te trekken en bestaat uit een beweegbaar reclamebord, vervaardigd door den rijtuigmaker den heer van der Pavert, met een electrische groote schel.” (Arnh.Cour. 22-5-1909)

Den heer Koning
De elektrische schel luidt een nieuw tijdperk in. In 1911 verkopen de gezusters De Rijk het pand aan de Weerdjesstraat aan een combinatie die er een venduhuis voor notarissen zal vestigen. “Toen de grootouders van het tegenwoordig levende geslacht nog maar kleine dreumessen waren, toen hotsten en botsten over de puntige keisteenen van ’t rustige, slaperige provinciestadje Arnhem reeds de rijtuigen en andere vehikels van den stalhouder de Rijk. Hoelang deze stalhouderij al precies bestaat, weten we niet, doch dat haar leeftijd al aardig naar de honderd jaar loopt, is zeker. Toch heeft deze zaak nog in geen enkel opzicht te lijden van de kwalen van den ouden dag, integendeel, met ieder nieuw geslacht, dat aan het hoofd kwam te staan, scheen er ook nieuw leven in de affaire te komen, zodat tot op het ogenblik gezegd kan worden, dat de stalhouderij de Rijk met den tijd is meegegaan. Voor de zware, oude rijtuigen zijn elegante coupeetjes, landauers op gummibanden, andere moderne voertuigen in de plaats gekomen, het aantal breidde zich steeds uit en met het vreemdelingenverkeer groeide ook het aantal der welbekende Janpleziers. Welk een bergruimte er nodig is voor al deze rijtuigen, voor de daarbij behorende paarden, voor het hooi, enz. kan men zich denken. Tot nu toe was dit alles ondergebracht op twee punten der stad, n.l. op het Stationsplein en in de Weerdjesstraat. Om verschillende redenen was het echter wenschelijk de gehele zaak in één gebouwencomplex te vestigen en dit is thans geschied, doordien de firma er in geslaagd is, een der achter den stal op het Stationsplein gelegen woningen van de Boven-Bergstraat aan te kopen. Daardoor kreeg zij de beschikking over een flink huis met groten tuin, een deel van het woonhuis is afgebroken en de tuin is volgebouwd met nieuwe stallen en rijtuigbergplaatsen. Daar vindt men thans den ruimen, luchtigen paardenstal, daarnaast de grote rijtuigbergplaats met een aparte bergruimte voor de betere rijtuigen, terwijl een lift het mogelijk maakt de rijtuigen tot zelfs op zolder te bergen. Boven zijn verder de grote hooizolders, door het gehele gebouw, tot in de hanenbalken gloeien de electrische gloeilampjes, verschillende open plaatsjes zijn bestemd voor het schoonmaken der rijtuigen, een uitgang naar de Boven-Bergstraat, juist naast hotel Bristol, maakt het mogelijk ook van die zijde den stal in te rijden, in één woord, de firma de Rijk beschikt thans over een prachtige bergruimte en onder de goede leiding van mej. de Rijk en den heer Koning kan zij met gerustheid weer het komende zomerseizoen tegemoet zien.” (Arnh.Cour. 18-2-1911).

Botsing auto-rijtuig
In de praktijk komt de leiding van het bedrijf het neer op de schouders van Marie (62), die hulp krijgt van 25-jarige Hendrik Nico Koning. De eerste auto’s verschijnen in de garage en in 1912 verhuurt De Rijk vier paarden na een monstering in Elst voor gedurende een maand aan de veldartillerie, gelegerd in Utrecht. Wie de paarden ter beschikking stelt kan rekenen op een vergoeding van twee gulden per paard per dag. In hetzelfde jaar komen auto’s en paarden van De Rijk letterlijk met elkaar in botsing: “Gisterenavond omstreeks negen uur is in de Middachter Allee een auto tegen een rijtuig gereden. De schuld lag aan den koetsier die in te vrolijke pinksterstemming verkeerde. Betrekkelijk liep het ongeval goed af. Geen der personen kreeg verwondingen, Het paard echter lag hevig bloedend op den grond. Auto en rijtuig, toevallig beide behorende aan de firma de Rijk te Arnhem, werden nog al beschadigd.” (Zutph.Cour. 28-5-1912).
De eis van ‘nimmer sterken drank’ is blijkbaar afgeschaft of het zijn de zorgen van iemand met een uitstervend vak. Een deel van de koetsiers lukt het om onder leiding van de jeugdige chef Hendrik Nico Koning de overstap te maken naar het automobiel en autobussen, zoals H.A. Ruiter, wonend aan de Bakenbergsche weg 24, die in 1930 zijn 35-jarig dienstverband viert als “algemeen bij Arnhemmers en vreemdelingen bekend als een der betrouwbaarste en bekwaamste autobestuurders (…) Hij is in 1895 in dienst gekomen als koetsier, toen de zaak nog was de bekende stalhouderij in de Weerdjesstraat. Hij in in dienst gebleven, toen het autobedrijf opkwam en zich met grote snelheid uitbreidde in de grote garage aan het Stationsplein. Hij wist zich geheel aan de veranderde toestanden aan te passen en werd een chauffeur op wien altijd vertrouwd kon worden.” (Arnh.Cour. 16-5-1930).
Anna overlijdt in 1928 in Doesburg, en als Marie haar in 1931 volgt sterft de stalhouderfamilie De Rijk uit. De firma overleeft de Tweede Wereldoorlog als taxibedrijf aan de Bovenbergweg 6 en probeert in 1948 een nieuwe weg in te slaan als autorijschool.

bronnen: o.a. Arnhemsche Courant, Gelders Archief (beeld), en http://genealogy.henny-savenije.pe.kr/tng/getperson.php?personID=I10760&tree=savenije

Foto boven: uitgang aan de Weerdjesstraat.


Binnenplaats aan de Weerdjesstraat.


Dirk de Rijk (1823-1898) maakte de firma groot.

 
De gezusters Marie, Anna en Alexandrine, en de beoogde opvolger
Dirk Henri die in 1900 verdronk in de Rijn.


Arnhemsche Courant 19-7-1853; Arnhemsche Courant 12-10-1865.


Arnhemsche Courant 28-7-1870; Arnhemsche Courant 1-6-1871.


Dagblad van Zuidholland en s Gravenhage 24-6-1873.


Arnhemsche Courant 9-3-1877.


Arnhemsche Courant 4-4-1877; Arnhemsche Courant 16-4-1877.


De koninklijke stallen spannen aan bij De Rijk voor
een bezoek van Prins Hendrik in 1906.


Arnhemsche Courant 18-2-1911.


Nieuw tijdperk aan het Stationsplein in 1925.