Rond 1900 telde bijna elk dorp in Vlaanderen minstens één wagenmaker. Zeventig jaar later sloot de laatste actieve wagenmaker zijn atelier. Met het project ‘De Wagenmakerij in Vlaanderen’ wil het Centrum Agrarische Geschiedenis dit bijzondere ambacht en zijn erfgoed opnieuw in de kijker zetten met een website, een uitgebreid onderzoeksrapport, lokale wagenmakersverhalen en drie expo’s.
In 1970 sloot de laatste wagenmakerij van Vlaanderen zijn deuren. Daarmee kwam een eind aan een rijke geschiedenis doorvlochten van vakkennis, familiebedrijven en lokale verbondenheid. In elk dorp vond je – tot dan toe – wel één of meerdere wagenmakerijen en veel landbouwers rekenden op het vakmanschap van hun wagenmaker om hun oogst binnen te kunnen halen of hun dieren te vervoeren. Met de laatste wagenmakerateliers verdwenen ook de sporen van het ambacht pijlsnel. Om de wagenmaker opnieuw een plekje te geven in ons collectief geheugen, zette het Centrum Agrarische Geschiedenis, als beheerder van de Collectie Bulskampveld, een breed onderzoek op naar de ooit bloeiende sector. Zodat steeds meer mensen zich wél raad weten met de vraag ‘Ken jij de wagenmaker nog?’
Wat een garagehouder betekent voor ons nu, dat was de wagenmaker voor onze voorouders. Ze bezochten de wagenmaker in hun dorp voor herstellingen aan hun boerenwagen, om een kleine steekkar te maken en zelfs om een hobbelpaardje te halen voor de kinderen. “Wat de wagenmaker onderscheidde van andere vakmannen, was dat hij de kennis en vaardigheid bezat om een wiel te maken”, legt Sven Lefèvre, publieksbemiddeling Collectie Bulskampveld, uit. “Een wiel was echt een kunstwerk en er kroop enorm veel oefening en kunde in voordat je dat volledig onder de knie kreeg. Aspirant-wagenmakers gingen tien jaar in de leer – vaak bij hun vader – voor ze zelf een atelier begonnen.”
Onderzoek doen naar de wagenmakerij is eigenlijk onderzoek doen naar de kern van de Collectie Bulskampveld. Een kwart van de 8.500 objecten in de collectie is verbonden met het verdwenen ambacht. Een ideaal startpunt dus voor een diepgaande studie naar de wagenmakerij in Vlaanderen. “We raadpleegden tijdens ons onderzoek verschillende bronnen”, zegt Brecht Demasure, collectiebeheerder Bulskampveld. “In verschillende privéarchieven vonden we bijvoorbeeld rekeningboeken terug, zo kwamen we te weten hoeveel een wagenmaker vroeg voor een herstelling of voor het maken van een volledige wagen. En in dossiers over de milieuwetgeving in die tijd, waarin een wagenmaker een aanvraag deed om zijn atelier uit te baten, vonden we plattegronden terug van verschillend wagenmakerijen. Dat gaf ons een beeld van hoe een wagenmaker werkte en leefde.”
Een echte wagenmaker spreken, dat kan helaas niet meer. Gelukkig zijn er nog mensen die herinneringen hebben aan vaders en grootvaders die het beroep uitoefenden. “Daarom zijn we samen met Histories een traject gestart om hen te begeleiden in hun onderzoek naar wagenmakers in hun familie of regio”, zegt Lefèvre. “Hun verhalen geven kleur aan onze feitelijke studie en zijn een mooie aanvulling op die gegevens. Wie zelf aan de slag wil gaan met een eigen onderzoek, kan op www.wagenmakerij.be een handleiding vinden vol tips en handige tools.”
Als neerslag van dit project werkte Collectie Bulskampveld nauw samen met drie verschillende musea die de wagenmakerij een warm hart toedragen. Drie verschillende expo’s plaatsen de geschiedenis en het erfgoed van de wagenmaker centraal. Je vindt deze permanente expo’s in het Karrenmuseum in Essen, het Heemkundig museum de Botermolen in Keerbergen en de Smoufelbeekhoeve in Maldegem. “Het zijn drie expo’s met een eigen karakter”, weet Lefèvre. “Maar alle drie willen ze de bezoeker opnieuw laten kennis maken met de wagenmaker en zo het ambacht levend houden in de hoofden van de toeschouwers.”
Alle info over de expo’s, de verhalen en het onderzoek is te vinden op www.wagenmakerij.be
Wagenmakerij van Emile Van Coile in Dudzele/Sint-Pieters-Brugge, 1914 (Stadsarchief Brugge).