‘Baron van Voorst tot Voorst’ is een begrip in de Gelderse paardenfokkerij. Maar er was niet één baron van Voorst tot Voorst; drie generaties speelden een belangrijke rol in de fokkerij van luxepaarden. De ‘oude’ baron Walter reisde naar Engeland om de beste hackney van zijn tijd aan te schaffen. Walters gelijknamige zoon was een geziene deelnemer op de concoursen in het begin van de twintigste eeuw. Ze hielden hun paarden op Huize Westerveld in Elden, aan de Rijn tegenover Arnhem.

“Bij het voorbrengen der hengsten, had zekere van Baal, tuinman van den baron van Voorst uit Elden, zijn hengst te lang aan de longe, waarop zich genoemde hengst voor op gaf, en daardoor genoemden tuinman met een der voorpooten deerlijk aan de regter zijde van het aangezigt verwondde, zoodanig, dat de man onverwijld bewusteloos ter aarde stortte en voor dood in het daarbij gelegen logement van de Wed. Goedhart werd ingedragen. Na het aanwenden van geneeskundige hulp, mogt het gelukken den sterk verwonde weder bij te brengen, zoodanig, dat er hoop bestaat, dat hij zijn leven ditmaal zal blijven behouden; gisteren avond is hij op een kar liggende, naar Elden overgebragt”, aldus het Nieuw Amsterdamsch Handels- en Effectenblad op 17 april 1860.
Eduardus Ludovicus baron van Voorst tot Voorst (1810-1891) stamt uit een der oudste, zo niet het oudste adellijke geslacht van Gelderland. Hij vecht in 1831 tijdens de Tiendaagse Veldtocht van de Nederlandse troepen tegen de opstandige Belgen als luitenant der cavalerie aan de zijde van de prins van Oranje. Vier jaar later betrekt hij, door zijn huwelijk met Barbara Catharina Josephina Debets, als eerste baron van Voorst tot Voorst het huis en de buitenplaats Westerveld in Elden. Daar houdt hij zich bezig met de paardenfokkerij, zoals tuinbaas Van Baal aan den lijve ondervindt. Tussen 1850 en 1860 is de baron gedelegeerd lid van Gedeputeerde Staten van Gelderland in de Commissie voor de paardenfokkerij. Op deze titel reist Van Voorst met een ‘huifwagen’ bespannen met ‘stevige Geldersche paarden’ naar Aurich, de plaats waar de jaarlijkse hengstenkeuring in het noorden van Duitsland plaatsvindt, om er de beste Oldenburger hengsten aan te schaffen. De provincie, in de persoon van Van Voorst, neemt zo het voortouw in de Gelderse fokkerij. “Zeker, men dacht eerst wel aan ‘echt-Geldersche’ hengsten, maar spoedig ging men over tot aankoop van Duitsche hengsten. Die hengsten zouden dan eerst ’t eigendom der Provincie blijven, maar na 4 jaar ’t eigendom der hengsthouders worden, waar ze werden gestationeerd.” (Paard en Paardenwereld 17-1-1929). Boeren mogen hun merries gratis laten dekken, maar krijgen de verplichting om de veulens aan te houden om ook daadwerkelijk van nut te zijn in de provincie. De Duitse hengsten staan bij hen aanvankelijk niet bekend als Oldenburgs of Oost-Fries, maar van het ‘Jeversch’ ras, vernoemd naar Jever, een stadje in Oost-Friesland.

De beste koffie van Java
Een van de achttien kinderen in het gezin Van Voorst tot Voorst, Walter, treedt in de voetsporen van zijn vader en meldt zich, aangetrokken door de liefde voor het paard, aan als vrijwilliger bij de cavalerie en vertrekt naar Nederlands Indië. Walter baron van Voorst tot Voorst (1844-1922) houdt er van om juist moeilijke of onhandelbare paarden te kiezen. Een man met lef dus. Wanneer hij, ten tijde van de Frans-Duitse oorlog, een Duitser zich weinig sympathiek hoort uitspreken over onze koningin Sophie, daagt hij de man uit tot een duel met de degen, hetgeen de Duitser zijn rechteroor kost. Maar de functie van luitenant biedt Walter te weinig perspectief. Hij krijgt in 1871 eervol ontslag om aan het werk te gaan met landbouw, veeteelt, waterhuishouding en de paardenfokkerij. Gestationeerd in Indië krijgt hij ‘woeste gronden’ in de oosthoek van Java in erfpacht om te ontginnen. Het is de plantage Molio Ardjo op de flank van de vulkaan Smeroe in het district Malang. Hier doen koelies het zware werk, zoals Multatuli het zo treffend beschrijft in Max Havelaar, om de gronden te ontginnen en de plantages aan te leggen. De binnenlanden van Java zitten echter vol gevaren. Zo meldt de plaatselijke krant in 1883 dat een postloper van Walter is beroofd van twee kistjes met geld en vermoord, en bij heftige uitbarstingen van de Smeroe in 1885 worden percelen van de plantage door steenlawines verwoest. De familie Van Voorst is dan al geëvacueerd en met een stoomschip via Singapore in Batavia aangekomen. De vulkaanuitbarstingen staan het succes van de onderneming niet in de weg. Koffie, thee en rubber zijn de belangrijkste producten, met de Robusta koffie van Molio Ardjo als de beste koffie van Java. Al eerder, onder de ‘ruischende palmen van Java’s wondertuinen’ legde Walter zijn hand in die van zijn bruid, Adriana van Benthem van den Bergh, dochter van een advocaat en procureur bij de raad van justitie in Soerabaja, en ze krijgen er vier kinderen, waarvan er één na drie maanden overlijdt.
Na 28 jaren in de tropen en het overlijden van zijn vader keert Walter in 1892 met zijn gezin terug naar het ouderlijk nest in Elden. In Nederland houdt hij zich opnieuw bezig met landbouw en waterhuishouding, met name als bestuurder. In het dorp Elden bouwt Walter een goede reputatie op als een van de belangrijkste werkgevers, want voor de oogst van onder andere Eldense blauwen en Westerveldse kersen in de boomgaarden van het 33 hectare grote landgoed zijn tientallen seizoenwerkers nodig en rond het huis werken minstens zo veel mannen en vrouwen voor de dagelijkse bezigheden, van kachels opstoken tot het voeren van de varkens. Het leven op het Westerveld is op grote voet. Walter en Adriana laten het huis renoveren, nemen meer personeel aan en organiseren feesten en jachtpartijen, of zoals het met gevoel voor understatement in de familiekronieken staat beschreven: “De sobere levenswijze van zijn familie, die tot hun levens­onderhoud bijdroeg, namen zij niet volledig over.” Prins Hendrik is een persoonlijke vriend en heeft zijn eigen logeerkamer op het Westerveld. De grootste luxe in het Westerveldse wereldje zijn evenwel de paarden.

Walter baron van Voorst tot Voorst (1844-1922), senior. Midden: in 1919, tijdens Walters 75ste verjaardag. De familie in het automobiel en het huishoudelijk personeel in de deuropening. Rechts: vanaf 1860 is Willem Meijer de koetsier van dienst voor de familie, een functie waarin hij in 1910 het vijftigjarig jubileum viert (Kath.Illustr. 30-4-1910).

Eerste schimmels
Op de grote Internationale Paarden-Tentoonstelling in 1893 te Scheveningen koopt Walter een span schimmelruinen die de namen Molio en Ardjo krijgen, vernoemd naar de Javaanse plantage. Het eerste optreden is gelijk een overwinning in Nijmegen, waarover de Nederlandsche Sport (26-8) bericht: “Het span van W. Baron van Voorst tot Voorst, een paar heel goed gaande schimmels, gespannen voor een prachtige drag, waaraan niets ontbrak, werd 1e prijs toegekend. Wanneer men eenige aanmerking wilde maken, zoude het zijn, dat de paarden in verhouding tot het rijtuig wat grooter hadden kunnen zijn, maar overigens was het geheel zóó mooi als we dat nog zelden zagen.”
Het schimmelspan heeft vijf jaar lang succes op de concoursen. Overigens is het dan nog maar acht jaar geleden dat het eerste ‘concours hippique’ in Nederland plaatsvond en de paarden die in de ring komen zijn geen showpaardjes, maar allemaal deftige koetspaarden die dagelijks voor een landauer, coupé of victoria lopen. Ook op het Westerveld zijn de schimmels er op de allereerste plaats om de familie te vervoeren, bijvoorbeeld naar Arnhem of het station. Vanaf 1860 is Willem Meijer de koetsier van dienst voor de familie, een functie waarin hij in 1910 nog het vijftigjarig jubileum zal gaan vieren.
Een paard is functioneel. Het zijn vooral de paarden met ‘bloed’ die hij in de Oost heeft bereden, die Walter net als zijn vader doen nadenken over de fokkerij in eigen land. Het Nederlandsche paard mist voor hem adel, gang (vooral ook snelheid), maar bovenal bloed. De tijd van de trekschuit is voorbij, zo redeneert hij, en de Nederlandse paarden ziet hij als kruisingsproducten van te veel uiteenlopende rassen. Daar moet meer eenheid in komen, ook voor de weerbaarheid van ons land. De boeren moeten paarden fokken waar het leger iets aan heeft. Walter neemt zitting in de Provinciale Regelingscommissie in Gelderland, de Vereeniging het Geldersch Paardenstamboek, later de Nationale Vereeniging tot Bevordering van de Paardenfokkerij in Nederland, de Vereeniging van Hengstenhouders in Nederland en andere invloedrijke clubjes. Zijn grootste invloed is misschien nog wel in de aankoopcommissies van hengsten. Maar hij investeert ook zelf.

Links: de anglo-normandische hengst Tourbillon (bruin, 1,65 meter, geboren 1897). Midden: Conspirateur (ex Goliath) tijdens een sprong van 2,5 meter breed en 1,85 meter hoog. Rechts: hengstenkeuring van de Provinciale Regelings-Commissie voor de paardenfokkerij in Gelderland, te Elst.

Links: rijpaard op het Westerveld met de klinkende naam Widodari, hetgeen Javaans is voor engel.
Rechts: Walter junior showt de in 1905 goedgekeurde hengst Antar.

Geliefd in het leger
Walter schaft in 1903 de anglo-normandische hengst Tourbillon (bruin, 1,65 meter, geboren 1897) aan, tijdens een publieke verkoping van de provincie Gelderland. Die investering verdient zich in de daarop volgende jaren terug, want de nakomelingen van Tourbillon staan hoog op het verlanglijstje van de remontecommissie: het zijn uitstekende rijpaarden voor het leger. “Doch als het getij verandert moet men de bakens verzetten”, klinkt als credo op het Westerveld, wanneer de behoefte groeit aan ‘meer actie’ op de concoursen hippique. De auto maakt het koetspaard overbodig. In plaats van de klassieke Oldenburgers die zijn vader naar Nederland haalde, die uitstekend voldeden als koetspaard, laat Walter zijn oog vallen op de Engelse hackney, het showpaard bij uitstek.
De beste hackney’s komen op de London Hackney Show, jaarlijks in maart. De voshengst Diplomatist van Iain Ramsay wint er in 1905 er het kampioenschap aan de hand. De achtjarige is gefokt door Edmondson uit Knowle, Birmingham, uit de hengst His Majesty, en heeft al een carrière gemaakt. Als jaarling verhuisde hij namelijk voor driehonderd pond (3.600 gulden) naar Amerika om daar in 1901 als driejarige te debuteren op Madison Square Garden met een klinkende overwinning. In 1904 haalt de handelaar Heaton uit Chatteris hem terug naar Engeland om Diplomatist door te verkopen aan de Schotse miljonair Iain Ramsay, van het eiland Islay, op twaalf uur varen van Glasgow.
Wanneer zijn paradepaardje op dinsdag 6 maart 1906 in London opnieuw de beste aan de hand en in het tuig blijkt te zijn, laat Ramsay op de show vallen dat hij hem wil verkopen. Na tweemaal het kampioenschap aan de hand – dus als dekhengst – te winnen is een hengst voor volgende jaren van deelname uitgesloten en Ramsay wil met een jongere hengst verder. Het is die dinsdagavond te donker om het paard te monsteren, maar een Amerikaanse liefhebber wil er al gelijk duizend pond (12.000 gulden) voor neertellen. De onderhandelingen gaan de volgende ochtend verder. Die ochtend durft Walter van Voorst tot Voorst wel hetzelfde bedrag neer te leggen voor Diplomatist, waarbij het voor Ramsay een simpel ‘yes’ of ‘no’ is en zo krijgt Nederland de kampioen gegund. Walter krijgt na de verkoop nog wat biedingen, waaronder een van iemand die de hengst wil castreren om hem in Engeland als showpaard uit te brengen – iets dat zijn halfbroer Forest King, één van de beroemdste hackney’s ter wereld, was overkomen. Maar Walters koop houdt stand.

Flinke investering
Walter komt niet in de krant, wel dat de Provinciale Regelings-Commissie voor de paardenfokkerij in Gelderland als officiële koper ƒ 10.200,- voor de hengst heeft betaald. Met rijksgeld dus. Vervolgens wil de commissie de hengst op 24 maart in Elst publiekelijk verkopen, onder de bindende voorwaarde dat hij in de provincie blijft. Onder grote publieke belangstelling koopt Walter die dag het dier voor het bedrag dat al eerder de ronde deed, namelijk ƒ 12.010,-. Op papier heeft de commissie dus nog iets aan dit opzetje verdiend. Om de aanschafprijs voor Van Voorst in perspectief te plaatsen: als directeur van de N.V. Molio Ardjo is zijn inkomen, los van de inkomsten van het landgoed en andere investeringen, bepaald op ƒ 10.000,- per jaar en dat is al een vorstelijk salaris vergeleken met het jaarinkomen van ƒ 300,- tot ƒ 400,- van een gewone arbeider.
In de maanden die volgen maakt Diplomatist een zegetocht lang de Nederlandse concoursen, met een voorlopig hoogtepunt in Den Haag, waar de hengst zijn halfbroer Radiant, een fameuze hackney-kampioen van margarinefabrikant Gerard Jurgens, weet te verslaan en de Koninginneprijs wint, een grote zilveren medaille van koningin Wilhelmina voor de beste hackney. De majesteit vraagt zelfs of dat prachtige dier voor haar nog een extra rondje in de showring wil maken. In december gaat Diplomatist terug naar Engeland om te trainen teneinde ook het kampioenschap in het tuig op de London Hackney Show, in maart 1907, voor de tweede maal te winnen. The Field (9-3-1907) noemt het een eerlijke en gemakkelijke overwinning, maar omschrijft de hengst ook als een zwaar koetspaard qua model. Dat breekt hem op wanneer Diplomatist opnieuw in de ring komt voor het begeerde kampioenschap en het na verscheidene rondes, waarbij de jury duidelijk in dubio staat, af moet leggen tegen Administrator, ‘who is a little faster than the big horse’. Walter van Voorst tot Voorst ziet dit niet als tegenslag. Zijn naam staat als deelnemer in hetzelfde rijtje als Sir Walther Gilbey, Edward Stern, John Kerr en Walter Winans, stuk voor stuk grote namen in de Engelse hackneywereld.

Opgetogen publiek
Na London komt Diplomatist terug naar Nederland om er wederom applaus te oogsten op de concoursen van noord tot zuid. Hij reist tussendoor zelfs nog even op en neer naar Londen om in de tweede week van juni deel te nemen aan de International Horse Show in de Olympiahal. Hij is in het tuig niet te verslaan. Maar of de Nederlandse fokkerij er aan wil? Op de landbouwtentoonstelling in Den Haag, waar het concours deel van uitmaakt, in 1907 komt de klassieke Groninger hengst Reclame voor hem te staan bij de dekhengsten aan de hand; te zware hals, te lichte bouw en de niet onberispelijke achterbenen van Diplomatist geven de doorslag. De boeren willen gewoon steviger knollen. “Toch is ’t mij onmogelijk hier niet één woord nog te zeggen van de hackney’s Dan Leno (gestationeerd in Groningen, red.) en Diplomatist. Wat ging er niet een levenslust en geestkracht uit van deze dieren, ’t Publiek was opgetogen, toen ’t ze zag. Vooral het stappen van Diplomatist wekte wat een bewondering. Intusschen is hij wat klein, wat min naast andere hengsten van Oostfriesche oorsprong. Doch daarvoor is ’t dan ook een Hackney. Daar zijn er ook geweest, bij wien vooral Diplomatist geen goed kon doen. Zooals altijd en overal – verschillen ook hier de smaken”, zegt de verslaggever van de Nieuwe Vlaardingsche Courant (9-11-1907).
In 1908 verschijnt Diplomatist opnieuw op de show in Londen en eindigt er als derde bij de hengsten in het tuig. In Nederland blijft hij evenwel on-geklopt. De Engelsman Butcher brengt hem voor als serieuze deelnemer of als shownummer aan de longe, in het tuig of als voorpaard à la flêche gereden. Aan promotie in den lande en lovende woorden in de pers ontbreekt het niet. Voor veertig gulden mogen de Gelderse fokkers hun merrie laten dekken door de gewezen Engels kampioen.

 

Onder grote publieke belangstelling wordt Diplomatist aan het publiek in Elst getoond en verkocht voor ƒ 12.010,-.

Diplomatist, opgesteld buiten de Olympia Hall in Londen en de trofeeën die hij verdient.

De Engelsman Butcher brengt Diplomatist in 1908 voor als voorpaard à la flêche gereden.

Walter met Diplomatist (fotoarchief Historische Kring Elden).

Verslagen door zoon
“Diplomatist werd vorigen zomer in Gelderland, bekroond met een eersten prijs voor hengsten met afstammelingen, omdat hij, hoewel hij bijna uitsluitend minderwaardige merriën onder zich kreeg, toch zijn type en gang, de merriën in aanmerking genomen, goed overgeeft. Wij betreuren dat deze hengst geen bezoek krijgt van eenige 1ste klasse merriën en raden eigenaren van deze aan om een proef te nemen. Een wereldkampioen als Diplomatist late men niet ongebruikt”, klinkt het wat somber in ‘Onze Paarden’ aan het begin van het dekseizoen van 1909.
In de daarop volgende jaren staat Diplomatist als concourspaard nationaal aan kop, met in 1911 op Houtrust in ’s-Gravenhage: “Zijn zoon, Diplomaat, die door de tweede plaats te nemen onmiddellijk onder hem werd gezet, toonde veel in lichaamsbouw en gangen van zijn vader te hebben geërfd. ’t Klappen in de ijzers zal nog wel een gevolg van slapte zijn.” (Nieuwe Veendammer Courant 12-7-1911). Diplomaat is eigendom van Van Voorsts plaatsgenoot Joh. Lamers uit Elden. Een jaar later weet Diplomaat zijn vader op het belangrijkste concours van Nederland te verslaan, wat pleit voor de erfelijke eigenschappen van Diplomatist en tegelijkertijd betekent dat de inmiddels vijftienjarige over zijn top is. Het jaren achtereen reizen, showen en dekken heeft veel van hem gevergd. Van Voorst heeft bovendien een nieuwe hackney-topper aangeschaft: de vos Hedon Marquis, die qua overwinningen het stokje over mag nemen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog staan er hierdoor in de directe omgeving van Arnhem liefst vier zwaar kaliber hackneyhengsten ter dekking: Hedon Marquis, de oude Diplomatist, diens zoon Diplomaat en Althorpe Admiral van Anton baron van Brakell.
In 1920 komt er een nieuwe troef op het Westerveld: de negenjarige hackney Hockwold Cadet (1,59 meter hoog), opnieuw een duur concourspaard en dekhengst, ditmaal aangeschaft op advies van de Engelse bedrijfsleider Albert Hargreaves. Cadet heeft de unieke kleur roodschimmel.

Links: Young Marquis en Dutch Danegelt zijn als span succesvol in 1918, en aan het einde van dat jaar verkocht aan Jacques Hartog in Amsterdam. Midden: Als zesjarige wint de Gelderse merrie Lady Love in 1916 te Wageningen een zilveren medaille van de koningin-moeder Emma en honderd gulden, vervolgens de zilveren beker van Amsterdam en honderd gulden als beste fokmerrie in het tuig te ’s-Gravenhage. Rechts: vierspan in training. 

De hackney-vos Hedon Marquis. 

In 1920 komt de roodschimmel Hockwold Cadet op het Westerveld, aangeschaft op advies van Albert Hargreaves.

Engelse professionals
In de concoursstal werken Heimen Dieckmann, Frans Kwabek en Willem Arissen. Die eerste, Heimen, beter bekend als ‘rooie Hein’ (1892-1965), zoon van een rijkswegwerker uit Elden, leert er als tiener het vak om hackney’s te trainen van de Engelse trainers die de baron naar Elden haalt. Hein huwt in 1920 met Ella Bröner en vertrekt dan naar Voorst om aan de slag te gaan voor de douairière Drory de Perez, een fanatieke hackney-liefhebster.
Eerst John Edwards, daarna Albert Hargreaves en tot slot voor een korte tijd George Bond. Laatstgenoemde maakt in 1914 voor het eerst kennis met Nederland, nadat E.W. Scholten uit Bloemendaal ‘den bekenden tandemdriver’ speciaal uit Londen laat overkomen om zijn tandem op het concours hippique in Den Haag uit te brengen. Dat maakt indruk en hij wint. Wat hij later op het Westerveld presteert is onbekend.
Hargreaves is verreweg de belangrijkste van het Engelse drietal. Geboren in Blackburn, een stad in Lancashire, brengt hij als slagersjongen de bestellingen rond met een ‘high stepping’ cob. Met hackney’s krijgt hij in de jaren 1890 te maken door George Edward Franklin, die hem een baan aanbiedt en de kans om – kleine maat – hackney Queen Gobang te beleren en er zijn debuut mee te maken op de Nationale Hackney Show in het voorjaar van 1902. Albert zal de pony voor liefst drie opeenvolgende eigenaren naar de overwinning rijden, eer hij van W.D. Grand het aanbod krijgt om in New York aan de slag te gaan. Hij komt er te werken in een handelsstal dicht bij Central Park, waar in acht verdiepingen zeshonderd paarden en vierhonderd rijtuigen zijn gehuisvest. Albert showt er de paarden voor potentiële kopers. Maar het werk geeft hem te weinig uitdaging. Hij steekt opnieuw de oceaan over om in respectievelijk Schotland en Yorkshire hackney’s te trainen. In 1912 komt Albert in dienst op het Westerveld in Elden.
Albert, in de periode voor hij naar Nederland vertrekt nog in het huwelijk getreden met ‘Yorkshire girl’ Florence Carrodus, maakt in Nederland kennis met een andere dame, de 29-jarige Vida den Duijtsen, die bij hem intrekt aan de Rijksweg 42 in Elden. ‘Mrs. Hargreaves’ geeft om in haar eigen onderhoud te voorzien Engelse les, onder andere aan de moeder van Rutger Jan Addink. In 1916 verhuist het stel van Elden naar de Amsterdamsche Straatweg 200 in Arnhem.
Niet alleen zij geeft les, ook hij helpt anderen verder. Menig paardenliefhebber leert van hem de kneepjes van het vak. Bijvoorbeeld de latere grootheid in de hackneywereld Jacques Rijks, die hij het vierspanrijden onder de knie leert krijgen. Ze ontmoeten elkaar in de tuigenmakerij van Antoon Loomans in Nijmegen.
Na het overlijden van Walter senior handelt Albert zelfstandig in ‘show horses’ en omdat het moederland van de hackney hiervoor een beter perspectief biedt, keert hij in 1924 terug naar Engeland, aanvankelijk Londen, later Surrey. Vida gaat met hem mee en laat na twee jaar opmerkelijk genoeg haar Duitse nationaliteit omzetten in de Nederlandse. De relatie houdt in ieder geval stand tot haar overlijden, ergens voor de oorlog. Het contact met Nederlandse paardenwereld blijft, zoals met de tuigenmaker Loomans die zich specialiseerde in wagentjes en tuigen voor de hackneysport en deze wereldwijd aan de man bracht. Bekend op de Engelse concoursen en met Nederlandse klanten weet Albert een boterham te verdienen. Zijn naam is helemaal internationaal gevestigd als hij in het voorjaar van 1926 ergens in het westen van Engeland een groene vierjarige koopt met de naam Belsize Elegance. In Alberts sympathieke handen ontwikkelt de vos zich tot een fantastisch dier, sterk genoeg om direct van achttien deelnemers de beginnelingenklasse in Olympia te winnen. Later dat jaar koopt Albert de volle broer van Elegance, Belsize Quality, wat resulteert in het beste span van die jaren. Wie dat mag gaan uitbrengen is Harry, de zoon van de Nijmeegse tuigenmaker Loomans. De crisisjaren maken echter een einde aan het succesverhaal in Engeland: Harry Loomans vertrekt naar Australië om er schapen te gaan hoeden en Albert Hargreaves neemt een koppel hackney-pony’s mee naar Amerika. Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt bouwt hij daar, zo vrij als een vogel na het overlijden van Vida, een nieuwe toekomst op in de horeca en huwt hij met de weduwe van een restauranteigenaar in New Jersey. Hij zal ergens in de jaren zeventig (de Engelsman Tom Ryder hield contact met hem ‘into his nineties’) zijn overleden in Florida, tot op het laatst actief in de paardensport als gewaardeerd jurylid.

Walter senior tijdens een van zijn laatste optredens met Albert Hargreaves aan zijn zijde.

Rondje over het landgoed
Rutger Jan Addink uit Velp, een latere bekendheid in de paardenwereld als bestuurder van het Hackney-stamboek en de Nederlandse Hippische Sportbond en als ringmeester op grote concoursen, leert het Westerveld kennen in de jaren twintig en dertig. Zijn stiefvader is een Van Voorst tot Voorst en hij loopt op het Westerveld het ‘paardenvirus’ op. Hij beschrijft: “Westerveld was gelegen aan de Drielse Dijk. Bij een flauwe bocht in de dijk was de afrit naar de villa gemarkeerd door twee stenen zuilen voorzien van vrouwenfiguren. Bij de afrit bevond zich een lantaarnpaal waarin elke avond van donker worden tot 22.00 uur een brandende petroleumlamp geplaatst werd. In het gras tegen de dijk lag een houten trapje voor het aan- en uitdoen van de lamp. Onder aan de dijk woonde de 1e tuinman Dorus van Baal. Ging men de afrit van de dijk af dan had men ter linkerzijde het front van de villa. Vanuit de eerste etage keek men over de dijk heen en had men een prachtig vergezicht over de Rijn naar Arnhem.”
Addink vervolgt zijn beeldende beschrijving van het landgoed over de straatstenenweg naar de achterzijde van ‘het bedrijf’ waar aan de linkerkant de koetsierswoning en de achterzijde van het koetshuis zijn. De in de koetsierswoning wonende Koos Peelen zorgt voor de hengsten en werkt verder in de groente- en de vruchtentuin. In het koetshuis staan links Hockwold Cadet en rechts Hedon Marquis. Tegenover het koetshuis in een ziekenstal heeft Diplomatist een royale box voor zijn oude dag. Van oorsprong had die stal natuurlijk een ander doel. Addink: “In die jaren waren er nog weinig medicamenten zoals wij die heden ten dage kennen. Bij verwondingen werkte men dan ook met bijvoorbeeld perubalsem waarnaar de hele stal rook. In de grond zaten kleine wormpjes die zorgden voor oogontsteking bij de merries en veulens. De veearts Dr. de Ridder moest regelmatig behandelen.”
In de concoursstal bevinden zich acht boxen voor de concourspaarden en staat tevens de hengst Tourbillon. In de remise heeft het werkpaard Electra haar onderkomen, een grote zwarte merrie voor alle werkzaamheden die op een groot bedrijf voorkomen.
Bekende concours-hackney’s die Addink meemaakt zijn Mon Pareil, Kali, Marcheur, Mirage, Lilith, Phenomena, Feu Sacré en Jewel. Aan fokmerries noemt hij er zes: Wandale Marjoric, Northern Pride, Gaston Bellissima, Foxley Lilli, Her Excellency en Lady Love. Zuidelijk van de koestal en de remise bevinden zich drie rondom met hoog hekwerk afgezette weiden voor het separaat weiden van jonge paarden en veulens. Deze weiden staan bekend als de Zaaikamp. Aan de overzijde van de Klapstraat lopen de fokmerries in het Elderveld. Rein Koenders woont er en houdt het toezicht.

Schetsen van Westerveld door Jacques Oscar Marie Ghislain Albert Coomans de Brachène.

Walter junior
Walter senior rijdt begin jaren twintig nog graag met Diplomatist ter opluistering van de lokale concoursen in Arnhem en Elst. Het levert een luide ovatie op van het publiek als de 77-jarige en de 24-jarige als twee krasse knarren voor de laatste maal in het openbaar optreden. “Men zou het oudje zijn jaren niet toeschrijven zoo vlug en kranig deed hij zich voor”, schrijft de Nederlandsche Sport (10-9-1921), waarbij de schrijver waarschijnlijk op het paard doelt.
Weliswaar laat ook zijn gelijknamige zoon zich graag zien op het concoursveld, hij heeft respect voor zijn vader en die komt alle eer toe. “Promoveerde hij als jager ‘summa cum laude bij professor Nimrod’, zoo beoefent hij ook andere takken van sport met succes, onder andere sprong hij in 1885 gekleed te water om zijn zoon Walter het leven te redden; bond, na in geen 25 jaren gereden te hebben de schaatsen onder om er mede weg te rijden, menige jongere beschaamd makend; schermde zoo, dat het zelfs in Duitschland weerklank vond en was, last but not least, een ruiter par excellence. Karaktereigenschappen? Wij kunnen kort zijn en volstaan met te zeggen, dat de Heer van Voorst is edel door zijn geboorte, maar nog meer door zijn deugd; dat hij is een kind in de boosheid, een man in ’t verstand en door zijn beminnelijkheid en hoffelijkheid een sieraad in elken kring”, omschrijft Walter junior in de kroniek ‘Aan mijn besten Vader, 3 januari 1921’ die hij, als onderdeel van een groot album, zijn vader aanbiedt voor diens 77ste verjaardag. In dat jaar vindt op Westerveld een grote verkoping plaats van merries die drachtig zijn van Hockwold Cadet of Hedon Marquis, de twee hengsten die nog in dienst zijn.
Van de drie kinderen neemt Walter (1882-1951) het stokje in meer opzichten over van zijn vader. Hij neemt in juni 1922 deel aan de International Horse Show in Londen, naast deelnemers als de dames Van Nievelt van Hattum en de Engelse Ella Ross, die op hun beurt hun opwachting maken op het concours hippique in Den Haag. In de belle epoque is er een serieuze wisselwerking tussen de Engelse en de Nederlandse tuigpaardensport, maar het is wel een ons-kent-ons-wereldje van rijke mensen. Zo stelt junior in Londen de Westerveld Callenge Cup en bijbehorende £ 25,- ter beschikking voor de beste hackney ruin of merrie en die prijs gaat in 1922 naar Dark Legend van Van Nievelt van Hattum.
Een paar weken na Londen volgt het onvermijdelijke: op 6 juli 1922 overlijdt de ‘oude’ Walter baron van Voorst tot Voorst.
Diplomatist en Tourbillion lopen mee in een lange begrafenisstoet van Westerveld naar het kerkhof van de Bonifatiuskerk aan de Huissensedijk. Het is symbolisch dat de twee hengsten meelopen, niet alleen omdat ze Walters oogappeltjes waren, ook omdat de paardenliefhebberij waarschijnlijk een van de oorzaken, zo niet de belangrijkste oorzaak was van de erfenis die Walter nalaat. De eens zo rijke baron zadelt zijn kinderen op met ƒ 128.805,- aan schulden.

De erfenis
Zijn oudere broer Eduardus Ludovicus ziet kennelijk af van de last en daardoor is de ‘jonge’ Walter de derde baron van het Westerveld. Om de nalatenschap af te handelen komt zijn leven in een stroomversnelling: op de 31ste van dezelfde maand trouwt hij in Berlijn met Xenia Utkin, gescheiden echtgenote van Boris Jacob Dobrowolsky en reeds moeder van twee kinderen. Samen krijgen ze in 1924 nog een zoon, die ze geheel in lijn Walter noemen.
Door de schuld die de ‘oude’ baron achterlaat is de financiële positie op het Westerveld niet rooskleurig te noemen. Walter voert dan ook direct bezuinigingen door en ontslaat een deel van het personeel. Het landgoed levert evenwel nog wat inkomsten op dankzij 750 zwaar geladen pruimenbomen met een geschatte opbrengst van 100.000 kilo of 110 te kappen eikenbomen. En de relatie met de Eldense bevolking blijft goed, getuige de grote danstent die op het Westerveld verschijnt voor de Oranjefeesten in 1924, waarbij het Beiersche Muziekkorps uit Arnhem optreedt.

Kort na het overlijden van zijn vader zet junior zo veel mogelijk te koop om de financiële schade in te perken (Nederl.Sport 23-9-1922).

Twee doelen
Het is in meerdere opzichten een lastige erfenis die junior te beheren heeft. “Dankbaar en getroffen door de waardeerende woorden aan de nagedachtenis van mijnen onvergetelijken vader, valt het mij toch moeilijk, waar u hem als fokker stelselloosheid verwijt door het gebruiken en stationeren van Tourbillon, Diplomatist en Hedon Marquis, daar niet even bij stil te staan en het slechts voor kennisgeving aan te nemen. Het gebruik maken van de diensten van deze hengsten versprak wel degelijk een stelsel en wel het stelsel van veredeling, het stelsel tot behoud en instandhouding van het vermaarde Geldersche paard, met adel, gang, qualiteit, energie en uithoudingsvermogen; het stelsel dat tot richtsnoer had te fokken een paard met ‘bloed’, een tuigpaard, dat tevens voldoende zwaar was voor het landbouwbedrijf!!! Een stelsel, dat bewezen heeft in Gelderland gewild te zijn niet alleen, doch ook vruchtdragend bleek te zijn! Want het Geldersche paard was beroemd, had veel aftrek, zoowel binnen als buiten onze grenzen, vond gretig koopers, eender essentialia voor den fokker!”, reageert hij fel op de kritiek van de leider van de Groninger fokkerij Maarsingh (Paard & Paardenwereld 8-12-1927). In die jaren neigt de fokkerij van het warmbloedpaard te verzwaren, zozeer dat na de oorlog in Friesland en Groningen en ook in het noorden van Duitsland amper nog luxe paarden te vinden zijn. Het zijn paarden die het goed doen voor ploeg en landbouwwagen, maar het tegelijkertijd afleggen tegen de tractor. Waren het al geen koetspaarden meer, de fokkerij van landbouwpaarden blijkt achteraf ook een verloren slag. Het is frappant dat Walter junior zo fel is gekant tegen de invloed van het Oldenburgs-Oost-Friese bloed in de fokkerij, hoe anders dan zijn grootvader. Wat alles verklaart is dat Walter junior in zijn vrije tijd vooral op het showterrein is te vinden, terwijl Maarsingh met name bezig is met trekproeven in de Groninger klei. Hun doel en beeld van de fokkerij verschilt nu eenmaal.
Walter is voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Eigenaren van Concourspaarden en staat in 1925 aan de wieg van de oprichting van het comité van fokkers van warmbloedpaarden. Hockwold Cadet is de eerst ingeschreven hengst van het in 1924 opgerichte Geldersch Paardenstamboek, een stamboek onder Walters voorzitterschap dat na een paar jaar opgaat in de Vereniging tot Bevordering van de Landbouwtuigpaardenfokkerij in Nederland (VLN). En hij zet het showen op de concoursen voort met onder andere Xenia my Beauty, de Engels volbloedhengst Non Pareil XX, de vosmerrie Kali en Lilith. Pikant detail: Xenia my Beauty is vernoemd naar Walters verloofde en een jaar na het huwelijk verkocht aan de douairière Drory de Perez, die de merrie gelijk hernoemt tot Phryne. Het is overigens wel een goede hackney, die tweemaal achtereen de befaamde zilveren wisselbeker uitgeloofd door mevrouw van Nievelt-van Hattum wint.

Gat in de hand
Het zijn acht mooie jaren in de paardensport, maar zakelijk gezien lukt het niet om de donkere wolken boven het Westerveld te verdrijven. Inkomsten uit de vroegere plantages zijn er niet meer: de aandelen in de N.V. Cultuurmaatschappij Molio Ardjo zijn in andere handen gekomen. Walter is commissaris bij Matafto, dat een middel tegen mond- en klauwzeer op de markt brengt, en in 1930 in een kwaad daglicht komt te staan door een strafrechtelijk onderzoek naar mogelijke malversaties. Ook komt Walter in opspraak vanwege zijn commissariaat bij de van fraude verdachte vennootschap Vertrouwens Veehandel. Het is crisistijd en in Elden gaat het hardnekkige gerucht rond dat echtgenote Xenia baronnesse van Voorst tot Voorst een gat in de hand heeft. In het najaar van 1931 vindt een gedwongen verkoop plaats en komen huis, koetshuis, tuinmanswoning en de omliggende grond uiteindelijk in handen van Willem Velgersdijk, groothandelaar in kruidenierswaren uit Rijswijk, die het gaat gebruiken als buitenverblijf voor zijn gezin. Daarmee komt een einde aan de bijna honderd jaar dat huize Westerveld door een baron van Voorst tot Voorst wordt bewoond. De bejaarden Diplomatist en Tourbillon zijn al overleden als de verkoping plaatsvindt.
De laatste baron verhuist naar ’s-Gravenhage, waar hij in 1932 failliet gaat. Zijn huwelijk met Xenia Utkin loopt op de klippen, en een half jaar later huwt hij opnieuw, in Londen met Mariëtte Jacqueline Wilhelmine Jeanne van Glabbeek, telg uit een Helmondse textielfamilie. Het echtpaar blijft kinderloos. Walter baron van Voorst tot Voorst overlijdt op 10 december 1951 te Woluwe-Saint-Pierre gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en wordt begraven in het familiegraf van zijn ouders in Elden.
Het Westerveld bestaat dan al niet meer. Het huis is tijdens de oorlogsjaren gevorderd om de Duitse legerleiding te huisvesten. In 1944 is het Westerveld in brand geschoten en met het puin wordt een gedeelte van de Middelweg verhard. Maar geheel vergeten is het niet: in een deel van het park Westerveld zijn de contouren van het landhuis en de vruchtentuin opnieuw zichtbaar gemaakt. Prominent in het park staat het borstbeeld van ‘de oude baron’, Walter baron van Voorst tot Voorst.

In het najaar van 1931 vindt een gedwongen verkoop plaats en komen huis, koetshuis, tuinmanswoning en de omliggende grond uiteindelijk in handen van Willem Velgersdijk, groothandelaar in kruidenierswaren (Boerderij 9-9-1931).

Einde van het verhaal
De vraag rest wat het Westerveld heeft betekend in de Gelderse fokkerij. Wat de twee Walters ook wilden, in aantallen is de invloed van individuele hackney-hengsten altijd marginaal gebleven: de fokkerij van hackney’s is klein en het gebruik in de algehele tuigpaardfokkerij beperkt. Van de oogappel van de ‘oude’ baron, Diplomatist, zijn slechts zes dochters en drie zonen ingeschreven. Zijn invloed is verwaarloosbaar. Van de derde hackney-troef, Hedon Marquis, zijn 24 nakomelingen ingeschreven in het Hackney-stamboek, het NSTg of het Geldersche Paardenstamboek (GPS), waaronder drie hengsten. Soms zijn ze gekruist met Tourbillon, soms met Diplomatist. Tourbillon heeft het getalsmatig het beste gedaan met 33 ingeschreven nakomelingen, maar als ‘gewone’ rijpaardhengst is zijn invloed op een veel grotere populatie warmbloedpaarden nog steeds verwaarloosbaar. “Wie aan den eminenten paardenman, wijlen Baron W. van Voorst tot Voorst van huize Westerveld te Elden terugdenkt, die ziet naast den sympathieken gentleman met een gouden hart, een stoeterij van hackney’s, van paarden met gangen, die allen concoursen geur en kleur bijzetten. Die ziet Diplomatist weer voor zich, Hedon Marquis en die ziet in gedachten nog ’t van genoegen stralende gelaat van Westerveld’s bezitter te Arnhem, nu 9 jaar geleden, toen de jongste aankoop, Hockwold Cadet, de mooie roodschimmel hackney-hengst, ’t championaat behaalde. Er is heel veel veranderd sinds! De goede meester is ten grave gedaald, op zijn laatsten tocht begeleid door den stokouden Diplomatist en den stokouden Tourbillon! Veel schoons, veel goeds, veel idealisme, veel warm gevoel was verdwenen voor immer! En ware ’t houden en fokken van ’t chique koetspaard blijven dóórgaan dan was die laatste gang te Elden niet zóó aangrijpend geweest, doch nu was ’t als een symbool: een tragisch slot van ’t machtige epos van ’t Geldersche paard! Toch is de vergelijking wellicht voor velen pijnlijk: wil men niet zien, dat ’t einde er is, wil men persé den geest van Baron van Voorst zien voortleven en wil men ’t chique tuigpaard houden tot in lengte van dagen!”
“Wij nemen niemand zulk idealisme kwalijk, lachen er ook niet om! De harde realiteit zal wel voor excessen vrijwaren! Een uiterst matige fokkerij van een mooi tuigpaard, dat straks wellicht alleen in ons land gevonden wordt, kan voorloopig nog bestaansrecht hebben! En we hopen zulks van harte als wie ook! Toen we dezer dagen bij Breukink te Brummen Hockwold Cadet zagen als een Phenix uit zijn assche herrezen: mooi, jong, kwiek en monter, met zijn prettig humeur, vlotte bewegingen en reine beenen, ondanks zijn achttien jaren, toen hebben we hem even genomen zóó uit zijn box en hebben we hem nog vele jaren toegewenscht! 31 merries dekte hij met succes in ’t afgeloopen seizoen Laten 31 veulentjes van hem volgend jaar om de moeders huppelen wij zullen ze met genoegen zien! Laat niemand ze hun bestaan hier misgunnen, laat ’t idealisme ’t winnen van de zuivere portemonnaie-politiek! Het idealisme brengt óók nog wel eens geluk!”, zo kijkt Paard en Paardenwereld vooruit (22-8-1929).
Hockwold Cadet komt in 1929 – het laatste jaar waarin Walter junior nog op de Engelse paardenshows wordt gezien – in handen van Harmanus Veltink in het buurtschap Eldrik, bij Laag-Keppel. Veltink kan er als merriehouder en herenboer goede sier mee maken. Maar een hengst ter dekking stellen is een vak apart, veel gedoe ook, vandaar dat Veltink hem verhuurt aan Breukink in Brummen. Cadet staat er frequent met zijn voorhoeven tegen de staldeur aan te kloppen, zo weten oudere fokkers nog te vertellen. In 1930 brengt Hein Dieckmann, de vroegere trainer van het Westerveld, de roodschimmel voor een laatste keer voor op het concours in Zutphen. In 1934, hij is dan 23, biedt Veltink hem te koop aan voor een ‘billijken prijs’ en verdwijnt Cadet uit beeld, maar niet zijn nazaten. Door meerdere geregistreerde dochters en drie goedgekeurde zonen komt een van zijn unieke eigenschappen, de kleur roodschimmel, in 1979 bovendrijven met de geboorte van Dutch Hanky Panky. In zijn stamboom komt zeven keer Cadet voor. De grote maat hengst van Marco Looije valt op door overtuigend driemaal het Nederlands kampioenschap te winnen en door zijn goedkeuring voor de KWPN-tuigpaarden. Maar de fokkers zijn altijd kritisch gebleven op het hackney-bloed, zoals weekblad de Boerderij na de landbouwweek in Arnhem, 1920, nog schamperde: “De volgende klasse bracht een overwinning voor de Hackney’s, het luxe-tuigpaard bij uitnemendheid. Of het daarom geschikt is voor de fokkerij in de Betuwe is een andere kwestie!”

 

Het in 2018 onthulde borstbeeld van Walter senior, gemaakt op initiatief van de Gemeente Arnhem. Het borstbeeld is een replica van hetgeen Irma van Rappard-von Maubeuge voor de familie heeft gemaakt. 

Een belangrijke bron voor dit artikel zijn de artikelen in het Kringbulletin van de Historische Kring Elden, samengesteld door René Maassen, Hans Putman en Geert Visser (nov. 2017, jrg. 36 nr. 133). Foto’s zijn welwillend ter beschikking gesteld door de familie Van Voorst tot Voorst.

Foto boven: Walter senior in de jaren 1890 met de schimmels Molio en Ardjo in het vierspan, voor het huis Westerveld.