Veel meer dan een naamplaatje voor een wieldop is er niet van over, maar zo vergaat het menig rijtuigfabrikant uit de 19e eeuw. Anton Biemans begint als meesterzadelmaker aan het Oostpoortplein in Rotterdam. Tegen de tijd dat zijn zonen in het bedrijf komen maken ze tuigen, rijtuigen en handelen ze er in.
In de achttiende eeuw telde Rotterdam tientallen zadelmakers met een meestertitel die zich bezighielden met tuigen en rijtuigen. Ze verdienden goud geld aan de kooplieden en regenten in de stad. De modieuze chaisen, cabriolets, koetsen en coupés die Hendrik Sluyter, Jakob Wolters, Johannes Scholder en Keulen in de Goudse Wagenstraat, meester Loef en hun collega’s verkopen zijn verguld en gebombeerd met zijde of karmozijnkleurige trijp. Tot het moment dat de Fransen ons land binnenvallen en mr.zadelmaker Willem Bon de toevoeging ‘den burger’ gaat gebruiken. De welvaart van de Republiek der Verenigde Nederlanden is dan definitief voorbij. Povere tijden breken aan. Tot de industriële revolutie een nieuwe impuls geeft aan de economie in de Rotterdamse haven. Anton Biemans profiteert er van.
De katholieke Antonius Johannes Biemans (1805-1873) werkt van kinds af aan met zijn ouders mee in de tabakskerverij. In Rotterdam komt de koloniale tabak binnen in balen van honderd kilo, en de Biemans’ werken er in één van de talrijke werkplaatsjes. Hun werk is het ’uitplukken’ en ’invochten’ van het tabaksblad en dat, als het na een nacht door het vocht zijn elasticiteit terug heeft gekregen, in smalle stroken snijden, gereed om verder te verwerken tot pruimtabak of sigaren. Tegen de tijd van zijn oproep voor militaire dienst is Anton in de leer als zadelmaker. Na zijn diensttijd gaat hij in 1828 zelfstandig aan de slag en kan daarmee in het huwelijk treden met Cornelia Fens. Maar het geluk is niet aan hun zijde, want zij overlijdt in 1837 na het krijgen van vijf kinderen die amper hun eerste levensjaar haalden. Anton trouwt een jaar later opnieuw, ditmaal met Catharina Paulussen en dat geeft meer voorspoed. Van hun acht kinderen bereiken er vijf de volwassen leeftijd. Ze wonen in het Groenendaal, op het plein naast de recent gesloopte Oostpoort, waar hij het ambacht van meesterzadelmaker uitoefent.
Steekpartij
“Te koop, tot een modieken prijs, eene barouchette, weinig minder dan nieuw, bijzonder geschikt voor een doctor of heelmeester”, zo adverteert Anton Biemans in 1841. Hij handelt dus ook. En in 1848: “Een bruin merriepaard, oud 8 jaar, in alle tuigen mak en trouw, en zonder gebreken. Eene barouchette, niet minder dan nieuw, met geel koper gemonteerd en met blaauw laken bekleed, geschikt voor vier personen. Eene charrette, met pleetzilver gemonteerd en twee gareeltuigen met hun toebehooren met geel koper gemonteerd. Alsmede eene narrenslede met bellen, strik, lijsten en strengen.” Het jaar daarop heeft hij vier ‘drijfbrakken’ te koop: jachthonden die hij fokt en ook in latere jaren met regelmaat aan de man brengt.
Nieuwe Rotterdamsche Courant 22-4-1848.
“Heden gingen twee volwassene knapen, in dienst bij den huurkoetsier Schuit, aan de Kipstraat, alhier, met een paar tuigen naar den zadelmaker Biemans, aan den Oostpoort. Daar gekomen, schertste een der twee eerstgenoemden, Bosch genaamd, met het krullende hoofdhaar van een van des zadelmakers knechts, nam vervolgens een schaar en knipte hem spottende een lok af. De zadelmakersknecht, M. genaamd, met den rug naar den spotter gezeten en zich bezig houdende, met leder te snijden, stak ongezien met zijn mes achter zich heen en bragt, waarschijnlijk zonder dat te bedoelen, den ligt gekleeden jongeling eene wonde in den buik toe. In een deerniswaardige houding naar huis geloopen zijnde, werd hem door den heer Miller geneeskundige hulp verleend. Zoo als zich echter laat begrepen, is de verwonde in groot levensgevaar.” (Nwe Rotterd. Cour. 9-4-1853).
Weliswaar zijn de gilden in de stad al ten tijde van Napoleon afgeschaft, de meestertitel is nog niet verdwenen en het vervaardigen van een rijtuig gebeurt nog regelmatig in samenwerking tussen zelfstandige ambachtslieden. “Wij vernemen dat bij den mr. zadelmaker A.J. Biemans, aan het Oostplein alhier, een rijtuig in gereedheid is, bestemd om in de helft der volgende week naar Batavia te worden overgebragt, van waar de bestelling is uitgegaan. Volgens het oordeel van deskundigen is dit een der fraaiste in die soort van rijtuigen, die hier ter stede vervaardigd zijn, en kan het, zoowel wat eleganten vorm als het fraai beloop der kromme lijnen en soliditeit der verschillende deelen betreft, niet alleen met de buitenlandsche ruimschoots wedijveren, maar overtreft die in vele opzigten. Alles is binnen onze stad vervaardigd, zijnde zulks geschied door J. Snel, mr. wagenmaker; F. Peters, mr. smid; A.J. Biemans, mr. zadelmaker, en T. Leemann, mr. schilder. Ook een paar uiterst fraaije paardentuigen zijn hierbij door den heer Biemans vervaardigd. Wij noodigen diegenen onzer stadgenooten uit, die belang stellen in den vooruitgang van dezen tak van industrie in onze stad, dit schoone rijtuig eens in oogenschouw te nemen.” (Rotterd. Cour. 18-8-1854). Aan de Nieuwe Haven heeft Biemans een groot ‘spatieus’ huis in eigendom, dat hij verhuurt.
Met witte zijde
De zadelmaker verkoopt met regelmaat vigilantes, barouchettes, een tilbury of Poolse slede. Het rijtuigwerk gaat een steeds voornamere rol spelen in de firma: in 1862 heeft Biemans twee smidsknechten in dienst die weliswaar ook werk aan kachels en haarden doen, maar toch vooral rijtuigijzer smeden.
In 1873 krijgt Anton met hulp van zijn drie zonen, wanneer hij ‘door toevallige omstandigheden’ een nieuwe calèche te koop heeft uit de fabriek van Jones in Brussel. Het luxe voertuig is rijk bekleed met witte zijde en groen geschilderd.
(aquarel collectie Mario Broekhuis)
Het is tevens de laatste handel die hij doet, want Anton overlijdt dat jaar op 68-jarige leeftijd. De twee oudste zonen zetten de firma ‘A.J. Biemans & Zn’ voort. Zij verkopen Engelse vélocipèdes voor ƒ 130,-, naast inruiltuigen en een tweedehands omnibus-break. En: “met het beste succes en tegen concurreerende prijzen, van Amerikaansch hickory hout vervaardigde sulkey’s. Voor solied werk wordt gegarandeerd, terwijl zij, wat deugdelijkheid betreft verwijzen naar de sulkey, waarvoor de bekende harddraver Prinses wordt aangespannen en die door ons aan den Heer P. Smit jr. is geleverd, welke ons daarvoor zijne volle tevredenheid betuigde.” (Ned. Sport 14-7-1883).
Er is naast het Oostplein een vestiging aan de Hooge Zeedijk bijgekomen.
Nederlandsche Sport 14-7-1883.
Om het de derde zoon, de 19-jarige Petrus Johannes (1854-1922), mogelijk te maken een eigen zaak te beginnen aan het Oostvestplein, tegenwoordig Goudsesingel, verleent de hoge raad hem na het overlijden van zijn vader een meerjarig-verklaring. Hij noemt zich rijtuigmaker, profileert zich als schilder en verkoopt hoefzalf, vaselinevet voor tuigen en rijtuigkappen, en patent-as-olie.
Onder Mackenzie
In 1900 doen Paulus Bernardus (1841-1908) en Johannes Jacobus (1850-1910) de zadelmakerij op het Oostplein over aan Jan Leonard Mackenzie J(ohns)zoon. Het is de zoon van hun vaders oude concurrent aan de Delftse poort in Rotterdam, die zelf participeert in een manufacturenhandel. Zij geven hem toestemming om de firmanaam ‘A.J. Biemans en Zonen’ te voeren. Mackenzie verhuist de zaak naar de Goudse Singel, bouwt onder andere nieuwe dogcarts en tilbury’s, handelt in tweedehandsrijtuigen en maakt tuigen.
Mackenzie houdt er zijn eigen moraal op na. In november 1904 veroordeelt de rechter hem tot tien gulden boete, nadat hij een vijftienjarige jongen op diens ‘verzoek’ tot tien uur ’s avonds laat overwerken en daardoor een werkdag van elf uur laat maken. En goed drie maand later raakt in de werkplaats een veertienjarige leerling ernstig gewond aan zijn rechterduim na het doorsnijden van een stuk prikkeldraad. In 1913 is de naam ‘Biemans’ geschrapt en heeft de zadelmakerij van Mackenzie als N.V. een kapitaal van veertigduizend gulden in tachtig aandelen uit staan, met de heren Baan en De Groot als directeuren, en McKenzie als commissaris. Baan en De Groot nemen als de feitelijke zadelmakers in 1927 afscheid van Mackenzie, die in Scheveningen renteniert. De firma sterft zo in stilte.
Foto boven: naamplaatje in de collectie Van den Heuvel, Valkenswaard.