Import uit Engeland, export naar India en Indië, inspiratie opdoen in Frankrijk en een avontuurtje in Argentinië. Als rijtuigfabrikant uit Den Haag wil Boertje & Co de wereldmarkt veroveren. Maar dat wil niet zo lukken. Een reden is de samenwerking van Jacob van den Bergh junior, een minder geslaagde telg uit de bekende familie van rijtuigfabrikanten. De laatste jaren doet de firma Boertje met name schilder- en reparatiewerk voor het koninklijk huis.
Pieter Boertje uit Dubbeldam kent als koetsier veel mensen in Haagse ‘paardenmilieu’, hij is getuige bij de huwelijken van een rijknecht, andere koetsiers, een schilder en een timmerman. Het wijst er ook op dat hij bekend is met de rijtuig- en zadelmakers in de stad, iets dat van pas komt om een leerplek te zoeken voor zijn zonen. Pieter woont aan de Nieuwe Schoolstraat in Den Haag en heeft tegen de tijd dat zijn vrouw Anna in 1871 overlijdt twee zonen die een eigen onderneming starten: de zadelmaker Jakob Hendrik Boertje (1843-1920) en de rijtuigschilder ‘Jan’ Johannes Marinus (1849-1884). Zij openen een rijtuigmagazijn en werkplaats aan de Nieuwe Schoolstraat 25 en 26.
De gebroeders importeren Engelse rijtuigen als de ‘Oxford Gatebout Cart’ en de ‘Desideratum Foor Wheels Dogcar’, die ze met twee jaar garantie verkopen, en ondanks dat ze de Engelse taal misschien niet geheel meester zijn –‘desidaterum’ is slechts een moeilijk woord voor noodzakelijk en ze bedoelen ‘four wheeled’ dogcart- verloopt het contact met Engeland uitstekend. Van overzee komen namelijk ook “echt Engelsche heeren en dames dogcars uit de fabriek van de heren King, Morgan & Co te London.” En van één Engelse fabriek claimen de Boertjes het exclusieve recht. “Tot mijn leedwezen zie ik mij genoodzaakt te berichten, dat een firma Rijtuig-Fabrikante te ’s Hage, volgens een door haar verspreiden catalogus, zich belast met den verkoop mijner Carts. Dit nu is geheel bezijden de waarheid, daar als mijn éenige Agente is aangesteld de Firma Boertje & Co., te ’s Hage en Brussel, alwaar mijn beroemde Battlesden en andere carts steeds voorhanden zijn. William King Steam Carriage Works Leighton Buzzard.” (Het Vaderland 9-3-1885)
Naar India
Het valt op dat de firma Boertje er zelfs in slaagt om vanuit Nederland te exporteren naar de Engelse koloniën, een markt die in feite volledig is afgedekt door de Engelse rijtuigfabrikanten, om daar tussen te komen is geen sinecure. “Heden bezichtigden wij in het etablissement van de heeren Gebr. Boertje in de Nieuwe Schoolstraat twee aldaar vervaardigde en ter verzending naar Britsch Indië gereedstaande rijtuigen. Is het op zich zelf reeds een zeldzame onderscheiding, dat een hier ter stede wonende firma een dergelijke bestelling uit Engelands overzeesche bezittingen ontvangt, de wijze, waarop de Gebr. Boertje zich van hun taak hebben gekweten, maakt die onderscheiding verklaarbaar. De meeste zorg is aan de vervaardiging der beide rijtuigen besteed; solide bewerking en practische inrichting paren zich daarbij aan een net afwerken der onderdeelen, dat allen lof verdient. Ook het tuig voor de kleine paarden, die in Britsch Indië voor deze rijtuigen dienst zullen doen, is in de werkplaats der Gebr. Boertje vervaardigd en munt eveneens uit door netheid en degelijke bewerking.” (Het Vaderl. 13-4-1878).
Meesterschilder
Mede-eigenaar Jan is niet de enige die de schilderskwast in de werkplaats hanteert: “J.Th. Wagenaar herdacht gister den dag, waarop hij voor 12,5 jaar bij den heer J.M. Boertje, rijtuigfabrikant, Nieuwe Schoolstraat, alhier, in dienst trad. Zijn patroon schonk hem als erkenning van zijn trouwe pligtsvervulling een zilveren horloge en een cadeau in geld. Wat echter bijzonder vermelding verdient is, dat de heer Boertje hem tevens toezegde dat hij hem binnen weinige dagen in de gelegenheid zal stellen om de voornaamste rijtuig-fabrieken te Parijs en te Brussel te gaan bezigtigen, ten einde zijn vakkennis te verrijken. Zeker een juiste en aanbevelenswaardige waardering van ’s mans ambitie voor zijn vak.” (Dgbl v ZH en ’s Gr. 17-11-1881)
De Boertjes maken dankbaar gebruik van Johannes Theodorus ‘Jan’ Wagenaar (1852-1923), als zeventienjarige in dienst gekomen, die ze aanprijzen voor het ‘schilderen van alle geslachtswapenen, volgens zuivere genealogische opvatting, op alle mogelijke voorwerpen.’ Inmiddels zijn de Engelse rijtuigtypes uit de gratie en hanteert Boertje vooral Franse termen om aan te duiden wat ze maken: landau, duc de dame, coureuse of breack.
In maart 1883 stapt de jongste van de twee broers, Jan, uit de firma: hij is ziekelijk en zal een jaar later overlijden, slechts 35 jaar oud. Jan’s weduwe, Cornelia, stelt haar inkomen veilig met een theehandeltje. De overgebleven broer Jakob verhuist de zaak van de Nieuwe Schoolstraat naar de Balistraat 85-87. Wat een rol kan spelen bij die verhuizing is de relatie met de Van den Berghs, een geslacht van bekende rijtuigfabrikanten in de hofstad. Een eindje verder dan de werkplaats van Boertje in de Nieuwe Schoolstraat opent het duo Frans van den Bergh en Jacobus Dolman een nieuwe rijtuigfabriek, terwijl Jakob Boertje in zee gaat met een neef van Frans van den Bergh, Johannes Jacobus (‘Jacob’) van den Bergh junior (1857-1923) uit de Balistraat.
Opregte Haarlemsche Courant 20-8-1883 / Arnhemsche Courant 4-9-1883.
Het stinkt er
De nieuwe firma Boertje & Companie zet zijn zinnen op de export naar Nederlands Indië. Niet alleen zijn voorhanden: het juist afgewerkte nieuwste model mylord, ze verzorgen ook de export naar Oost- en West-Indië en zijn het agentschap van Engelse en Franse rijtuigen. Met het oog op de vele oud-Indië-gangers die neerstrijken in de omgeving van Arnhem zetten ze nog een advertentie in de Arnhemsche Courant (4-9-1883): “Daar er weder eenige rijtuigen voor Indiën gereed zijn van ons geheel nieuw systeem, noodigen wij belangstellenden uit dezelve te komen zien, ten einde zich te overtuigen van de doelmatigheid en de noodzakelijkheid om geen rijtuigen voor Indiën te nemen zonder ons systeem. Boertje & Co, Balistraat, Den Haag. P.s. De rijtuigen kunnen slechts eenige dagen ter bezichtiging blijven.” Dat systeem blijkt ‘à triple suspension, systeem gebrevetteerd’ te zijn oftewel iets met drie veerbladen.
Balistraat klinkt toepasselijk voor de ‘specialist in Indische equipages’, maar de firma is niet bepaald naar een betere plek verhuisd, zo blijkt uit klachten in Het Vaderland (21-2-1885) over stank in de stad: “Mestvaalten, die voor het grootste gedeelte een hevigen stank verspreiden door keukenafval, afval van groenten, ja zelfs doode honden en katten, die in rottenden toestand verkeeren. Deze plaatsen zijn gelegen: Balistraat naast de rijtuigfabriek van Boertje.” Dat kan Jakob er echter niet van weerhouden om dat jaar een rijtuig van eigen fabricaat in te zenden naar de Wereldtentoonstelling in Antwerpen, met een bronzen medaille als resultaat. Naast de nieuwbouw is het vooral handel in tweedehandsrijtuigen. Met prijzen die uiteenlopen van ƒ 175,- voor een phaeton met losse kap, ƒ 225,- voor een victoria en een vigilante die ƒ 200,- kost, zijn het redelijke prijzen alhoewel dit lastig te beoordelen is omdat we niets weten van de werkelijke staat. Importrijtuigen verkopen ze ook: een Amerikaanse t-cart en voor wie hard wil gaan, echte Amerikaanse sulky’s. In 1885 komt er een vestiging in Brussel bij, maar of het lukt om in België voet aan de grond te krijgen is zeer de vraag. In Brussel en Antwerpen zitten vanouds de beste rijtuigfabrikanten van de lage landen en er valt niet tegen te concurreren. De toevoeging ‘Brussel’ naast Den Haag als vestigingsplaats is vier jaar later ingeruild voor Rotterdam.
Het Vaderland 9-3-1885 / Dagblad van Zuid-Holland en ’s Gravenhage 25-5-1886.
Naar Rotterdam
Na het overlijden van de vermaarde rijtuigfabrikant Lehman in Rotterdam ziet Jakob Boertje zijn kans voor expansie: “De eenige alhier bestaande rijtuigfabriek van de heeren J. Lehman en Zoon, Boezemsingel hoek Oostsingel, die bijna een eeuw onder deze firma gedreven werd, is gisteren overgegaan in handen der firma Boertje en Co. Balistraat, Den Haag, zoodat wij spoedig hier een filiale dezer zoo gunstig bekende Haagsche rijtuigfabriek zullen krijgen.” (Rott.Nwsbl. 12-1-1887). Drie jaar later heeft Johannes Jacobus van den Bergh de feitelijke leiding over dat filiaal in Rotterdam, als kompaan van Jakob Boertje. Van den Bergh woont nu ook in Rotterdam, aan het Oostvestplein 21, waar hij tramomnibussen gaat bouwen. “Tramway-omnibussen zijn in Rotterdam iets nieuws. Weldra zullen wij ze zien. Het zijn gewone tramwagens, welke echter niet op rails loopen, en op alle wegen te gebruiken zyn. Hier ter stede hebben eenige heeren zich vereenigd en concessie voor tramweg-omnibussen gevraagd. De rijtuigen zullen vervaardigd worden in de rijtuigfabriek van de heeren Boertje & Co., Oostvestplein.” (De Maasbode 14-3-1888)
In oktober 1889 breekt er brand uit op zolder en exact een jaar later brandt de Rotterdamse fabriek verder af. Boertje zit ook hier, net zo min als in Den Haag, op de meest exclusieve locatie: de tweede brand ontstaat in belendende pakhuizen van lompen en teer. “Heden nacht omstreeks 4 1/2 uur alarmeerde de politie met den nieuwen brandhoorn de stad voor een uitslaanden brand op het Oostvestplein, in werkplaats van de heeren Boertje & Co., waar een zolder met hout beladen, in vlam was geraakt. Niettegenstaande dat goed brandbare stoffen de vlammen aanwakkerden, slaagde men er in het vuur met handbrandspuiten te beteugelen, zoodat de stoomspuit, daar vlak over geplaatst, door de manschappen uitgereden en aangemaakt, geen dienst behoefde te doen.” (Rotterdamsch Nieuwsblad 26-10-1889)
Grote plannen
Nu hij toch in Rotterdam woont, stapt Van den Bergh er op de boot naar een land waar, zo denken ze, nog geen rijtuigproductie plaatsvindt: “Per stoomschip Schiedam vertrekt heden het eerste transport rijtuigen uit ons land naar de Argentijnsche Republiek. Zij zijn vervaardigd in de fabriek van rijtuigen en omnibussen van de heeren Boertje & Co, Rotterdam – Den Haag, terwijl een lid der firma zich mede naar Buenos-Ayros begeeft, ten einde persoonlijk zich te overtuigen in hoeverre deze tak van nijverheid met succes in Zuid-Amerika zou beoefend kunnen worden.” (Vlaardingsche Courant 5-6-1889). Naast de rijtuigen die Van den Bergh meeneemt wil hij van de gelegenheid gebruik maken om er ook andere firma’s en producten te promoten, hetgeen weinig tot niets oplevert. Het Argentinië-avontuur loopt op niets uit.
Meer kans biedt de opkomst in eigen land van de tramwegmaatschappijen. Boertje en Van den Bergh nemen een aandeel in de Amsterdamsche Tram-Omnibus Maatschappij, maar getuige de aandeelhoudersvergadering in januari levert dit niet het gewenste werk op: “Nadat eenige opmerkingen zijn gemaakt over de hypotheek, zegt de heer Van den Berg van de rijtuigfabrikanten Boertje & Co., dat de Maatschappij in het buitenland dure rijtuigen van oud systeem heeft aangekocht, die hier goedkooper en beter hadden kunnen worden geleverd.” (Alg.Dgbl.31-1-1890). Dat de Rotterdamse werkplaats is afgebrand zal ongetwijfeld debet zijn geweest aan het mislopen van de bestelling.
Nog datzelfde jaar speelt het duo een rol in de oprichting van de Wester Tramomnibus Maatschappij, een NV die lijnen wil exploiteren tussen Utrecht, Den Hommel, Oudenrijn, De Meern, Veldhuizen en Harmelen. Boertje & Companie zal nu wel de rijtuigen leveren voor dit doel en neemt een bescheiden aandeel van 250,- gulden. Maar het blijkt een verkeerde inschatting, hoogmoed wellicht, want een jaar later zijn zowel Boertje als Van den Bergh privé failliet, al mag Jakob Boertje bij wijze van ‘homologatie van akkoord’ toch doorgaan met zijn zaken. Hij heeft het op een akkoordje gegooid met zijn schuldeisers. Had hij vooraf beter naar de levenswandel van zijn jongere kompaan gekeken, dan was hem het verdriet misschien bespaard gebleven: Johannes Jacobus van den Bergh liet al voor zijn komst naar Rotterdam de Leidse rijtuigmaker Josemans berooid achter na een soortgelijk avontuur. En Van den Bergh junior maakt hierna nog verder carrière als oplichter en delinquent, hij verschijnt meermaals voor de rechter. Toch moet het geen kwaaie kerel zijn geweest, want hij steekt net zo gemakkelijk een helpende hand toe als zijn buurman een ongeval krijgt.
Ponybrik van de prinses
Jakob Boertje is ondertussen zuinig geweest op zijn meesterschilder, nu 42 jaar oud, zo blijkt: “Heden mocht de rijtuigschilder Jan Wagenaar den dag vieren, waarop hij voor 25 jaren in dienst trad bij den heer J.H. Boertje, rijtuigfabrikant, Balistraat alhier. Zijn patroon heeft dezen dag niet onopgemerkt laten voorbijgaan. Bij de overhandiging van een passend cadeau gaf de heer Boertje den jubilaris de verzekering, dat hij diens ijver en bekwaamheid op hoogen prijs stelt en hij sprak daarbij den wensch uit, dat Wagenaar nog lang tot zijn personeel mocht blijven behooren. Ook Wagenaar’s kameraden deden het aan bewijzen van genegenheid niet ontbreken.” (Dgbl v ZH en ’s Gr, 2-3-1894) En in de jaren die volgen is er regelmatig vraag naar ‘rijtuigschilders’ in meervoud, waar werk voor is. Boertje krijgt regelmatig een klus van de koninklijke stallen, bijvoorbeeld om wielen van een ponybrik van prinses Wilhelmina opnieuw te krimpen of voor wat schilderwerk, al levert het hem geen predicaat als hofleverancier op. Zijn belangrijkste wapenfeit is nog altijd die ene bronzen medaille uit 1885.
Jacob was in 1874 in het huwelijk getreden met ‘modemaakster’ Catharina Mathilda van den Akker. Na het huwelijk stopte zij met naaiwerk en zorgde voor de kinderen: twee dochters en drie zonen, waarvan de oudste in het eerste levensjaar overlijdt. De twee andere zonen maken carrière als kapitein der infanterie en technisch ambtenaar bij het departement van koloniën. Een opvolger is er dus niet. In 1906 biedt Jacob Boertje aan om automobielen te schilderen en bekleden. Het is echter het slotstuk van de firma.
Rijtuigen of andere tastbare bewijzen van de firma Boertje zijn niet bekend.
Beeld boven: Koninklijk Huisarchief inventarisnr. E11c-IIIb-65_03