De equipage van de buitenplaats Daalhuizen in Velp is bijzonder. Het is een exclusief rijtuig, de tuigen zijn rijk versierd en het personeel op de bok draagt galonlivrei. Je zou zeggen: vast van hoge adel op een stokoud kasteel. Maar dat klopt niet. De familie De Roo is rijk en geeft hiermee een visitekaartje af. En mevrouw De Roo laat zien dat ze dierenactivist is, want de paarden ogen ‘onverzorgd’ in een tijd waarin het couperen van staarten en het ‘trekken’ van de manen gemeengoed is.
Op zaterdag 4 december 1813 trommelt advocaat Gerard van Hasselt een paar plaatsgenoten op voor een heimelijke gesprek op de heide tussen Rozendaal en Daalhuizen, aan de rand de Veluwe bij Arnhem. Ze zullen naar Den Haag gaan om daar de Prins van Oranje welkom te heten, die een paar dagen eerder op het strand van Scheveningen was geland om het koninkrijk te herwinnen op de Fransen. Rond Daalhuizen waren de Fransen in november verdreven, de nodige gevallenen achterlatend, en daar is de oud-burgemeester van Arnhem blij mee: in de Franse tijd was hij al zijn rechten kwijtgeraakt.
De familie Van Hasselt woont vanaf 1794 tot 1856 op Daalhuizen ‘aan de publieke postweg naar de stad Zutphen’. Er is een koetshuis met stalling voor vijf paarden en zes koebeesten. In dat koetshuis was Hendrik de Roos (1800-1882) uit Steenderen de baas. In de krant van 1 Mei 1879: “Als eene bijzonderheid wordt ons medegedeeld, dat Hendrik de Roos, 79 jaar oud en thans nog met lust en ijver in functie bij den heer J. F. Hoebink, stalhouder alhier, heden den dag herdenkt dat hij voor 60 jaren zijn loopbaan als koetsier begon. Achtereenvolgens trad hij in dienst bij de heeren: Van Hasselt op Daalhuizen te Velp; baron Mock te Utrecht en na diens overlijden bij diens zoon Steengracht van Oosterland te ’s Gravenhage; baron van Heeckeren van Brandsenburg te Utrecht; De Heus, aan de Bildt, en mevrouw de wed. Schas destijds te Utrecht, onlangs te Rheden overleden. In die diensten moest hij dikwijls met het vierspan rijden, in welke kunst hij eene buitengewone bedrevenheid aan den dag legde en ook thans nog doet hij, ondanks zijne hooge jaren, nog voor geen zijner ambtgenooten onder als het op secuur en voorzigtig rijden aankomt.”
Zijderups en zwarte zwaan
Op Daalhuizen is ondertussen een fonkelnieuw landhuis gebouwd, wanneer mr. Engelbert de Roo van Westmaas, telg uit een puissant rijk patriciërsgeslacht uit Dordrecht, de buitenplaats koopt. Hij bouwt ook een nieuw koetshuis in het deel van het landgoed ten zuiden van de Arnhemsestraatweg, aan de Laarweg 1 (nu Rozenhagelaan), en begint met aanplanten van een heerlijk park. Hij en zijn Henriette zijn al net zo oranje-gezind als de vorige bewoners en dat blijkt op de vijftigste gedenkdag van de slag bij Waterloo in 1865, wanneer Arnhem en omgeving feestelijk is versierd en ’s avonds wordt verlicht. De krant noemt met name de uitmuntende illuminatie van Daalhuizen. Maar De Roo is toch vooral bezig met het experimenteel kweken van zijderupsen en het verzorgen van zwarte zwanen, waarvoor hij een beloning uitlooft voor degene die een weggevlogen koppeltje terugbezorgt. In de zomer van 1873 is hij in extase als: “Op het buitengoed Daalhuizen, gisterenavond een zeer merkwaardige bloem te zien is. De nachtcactus die eens in het jaar slechts een paar uren lang bloemen draagt, welke een heerlijke vanillegeur verspreiden, was in blom.” Het zou vaker voorkomen dat er op Daalhuizen exotische planten in bloei komen, zoals de ‘honderdjarige’ agave waar het publiek vanaf een houten stellage naar mag komen kijken.
Een jaar later viert het echtpaar De Roo van Westmaas-Castendijk haar zilveren huwelijk en treedt zo’n beetje de gehele gemeenschap van Velp aan op Daalhuizen om hen te eren met versierde bogen, liederen en heildronken. Ze zijn geliefd door hun gulle donaties aan de scholen tot en met de dierenbescherming, waar zij een vaste bijdrage aan geeft. Als in de avond het park feestelijk is verlicht speelt de voltallige artilleriekapel van het 8ste regiment en wordt een prachtig vuurwerk ontstoken. In 1888 heeft de koetsier van Daalhuizen een extra kostganger: “Vrijdagavond omstreeks 11 uur is uit den extra veetrein te Velp een koe gesprongen, terwijl de trein in volle vaart was. Het dier is zaterdagmorgen op de buitenplaats Daalhuizen grazende gevonden en had geen letsel bekomen.”
Eigenlijk zijn de meest roerige momenten op Daalhuizen de huwelijksjubilea die het echtpaar viert, ook in 1889, wanneer wederom de militaire kapel speelt en vuurwerk de lucht in gaat. “Honderden nieuwsgierigen uit Velp en Arnhem verdrongen zich — hoewel ongenoodigd, met welwillende toestemming van den eigenaar — op het fantastisch verlichte, schoone buitengoed, dat in werkelijkheid aan een der droomen uit ‘duizend en één nacht’ deed denken. De lampionverlichte vijver, de binnen door Chinese lantaarns en buiten met lampions geïllumineerde oranjerie, de prachtige, breede lanen, eveneens lampionverlicht, kortom, het geheel maakte een betooverend effect.”
Dat zijn ongetwijfeld ook hoogtepunten voor de stalbaas en zijn knechten, die de eer hebben om in demigala het bruidspaar te rijden. Bij die gelegenheid zijn de foto’s van de aanspanning gemaakt, weliswaar in zwartwit, maar op basis van het familiewapen van de De Roo van Westmaas is het plaatje in te kleuren met blauw, geel en zilver. De berline is zwart en blauw, de jassen en broeken zijn blauw, net als de leidsels van het tuig. De vesten van de mannen op de bok zijn geel met verticale streepjes. De versieringen van de jassen en de hoeden zijn van zilvergalon, terwijl het beslag van het tuig is verzilverd. Geen nep (nikkel) maar echt zilverwerk. De kenner ziet dat de paarden aan de ‘zwengen’ trekken en geen opzetten dragen. Bovendien zijn de staarten niet gecoupeerd en de manen zijn lang uitgegroeid. Dat beeld past helemaal in de gedachte van Henriette de Roo als dierenactivist in die tijd.
Nieuwe koetshuizen
Drie jaar na het overlijden van zijn vrouw Henriette in 1893 verkoopt Engelbert de Roo wat hem te groot en pompeus is: vier rijtuigen, waaronder de berline, en drie spantuigen. Wat er overblijft in het koetshuis is onbekend, maar De Roo is in 1898 op zoek naar een melkmeid, bijzonder, want dat betekent dat er na een eeuw nog steeds koebeesten zijn in de stal van Daalhuizen zijn. Met Engelbert blijft het lustoord vol plantjes en beestjes: een jaar later vangt de tuinman een schildpad van 23 cm en een paar witte mollen in de tuin.
Nadat ook Engelbert in 1902 kinderloos sterft, neemt neef Henry Boudewijn de Roo van Capelle (1859-1936) het landgoed Daalhuizen in Velp over. Hij is geboren op Huize Weizigt bij Dubbeldam -een dorp op het eiland van Dordrecht- en woont daar met jonkvrouw Wilhelmina Bartholomina Maria van den Santheuvel en hun vier kinderen. De familie verblijft wisselend op Weizigt en op Daalhuizen. En deze De Roo investeert in nieuwe koetshuizen. In mei 1886 begint de bouw van het kolossale koetshuis op het landgoed Weizigt. Het is ontworpen in eclectische stijl – Romaans en gotisch door elkaar. De muren en wanden zijn extravagant betegeld en de stortkokers van het hooi in de ruiven zijn in de muren weggewerkt. Ook op de rest van de stalinrichting is niets bespaard. In de koperplaten boven de ruiven zijn de namen van de ruinen gegraveerd: Juno, Sultan en Cesar en de merries Ketty, Selena, Byou, Flora, Alma, Seres en Saladin. Aan rijtuigen zijn er onder andere een jachtwagen, een dog-cart, een victoria, drie sledes en een berline.
Met een soortgelijke luxe in gedachten vraagt Henry in 1903 vergunning aan voor het bouwen van een koetshuis op Daalhuizen. De architect is Anthonie Ek uit Dordrecht. In het gebouw zijn tien stands en twee boxen voor de paarden en een plaats om binnen aan te spannen. Aan de zijde van de ingang zijn er royale kamers voor bewoning van het personeel. Rechts naast de entree is een grote woonkeuken met grote schouw en een kolenfornuis. In de kamers zijn marmeren schoorsteenmantels. Via het imposante trappenhuis zijn de slaapkamers boven te bereiken, op de verdieping zijn bovendien een toneelzaaltje met een podium en een muziekzaaltje.
Het oude koetshuis aan de Laarweg staat er echter ook nog en dat is de ‘tweede’ woning van koetsier Jan Jacobus Bollaart (1880-1940) en zijn vrouw Barbera Naaktgeboren (1882-1956). Het stel reist net als het huispersoneel mee met de familie De Roo op en neer tussen Dordrecht en Velp. Hun zoon Bastiaan wordt in 1909 in Velp geboren en in 1941 is het de geboorteplek van kleinzoon Jaap Bollaart. Het moet voor de familie een lastig bestaan zijn, reizend tussen twee werelden. Aan de Krispijnscheweg 6 in Dordrecht zijn ze minder gelukkig als in februari in 1927 hun tweejarig zoontje dood gaat, en Barbera zes dagen later een levenloos kindje ter wereld brengt.
Henry de Roo heeft zijn biezen dan al op Daalhuizen gepakt. Als hij in 1923 Velp verlaat, worden de meubels opgeborgen en gaan de deuren op slot. In de krant is er vooral treurnis over het feit dat de gemeente met De Roo een van de beste belastingbetalers kwijtraakt. In 1966 zijn huis en koetshuis gesloopt, net als het koetshuis aan de Laarweg. In Dordrecht is het koetshuis van Weizigt nog aardig intact gebleven: de tegels zitten er, net als de hardstenen voerbakken, nog tegen de muur. Het is een rijksmonument.
En is daarmee alles van en rond de aanspanning op de foto uitgewist? Toch niet! Het tuig op de foto dook voor het laatst op toen de Mookse rijtuigverzamelaar Henri van der Bilt zijn gehele collectie in het Engelse Oxford in 2015 liet veilen. Onder catalogusnummer 145 ging het voor € 3.500,- van de hand naar een onbekende andere verzamelaar. De Stichting Hippomobiel Erfgoed is nu op zoek naar de huidige verblijfplaats, want met het verhaal erbij is het tuig opgewaardeerd tot waardevol Nederlands erfgoed. Weet u wie het nu bezit? Neem contact op.
Bronnen: o.a. Gelders Archief en Historie van Daalhuizen.
Foto boven: Een strikje aan de zweep geeft aan dat het huwelijksfeest op het programma staat. Op basis van het familiewapen is het plaatje in te kleuren met blauw, geel en zilver.
De kenner ziet dat de paarden aan de ‘zwengen’ trekken en geen opzetten dragen. Bovendien zijn de staarten niet gecoupeerd en de manen zijn lang uitgegroeid. Dat beeld past helemaal in de gedachte van Henriette de Roo als dierenactivist in die tijd.