De firma Van den Heuvel koestert een grote en tegelijkertijd elegante gezelschapswagen met op de wieldoppen de naam ‘Frits Putters ‘s-Hertogenbosch’. Putters was een stalhouder in hartje Den Bosch. Het op de hoek van de Stationsweg en de Havensingel. Frits Putters zou indirect de aanzet geven voor de huidige motorrijtuigenbelasting en hij maakte aan den lijve mee hoe er een einde kwam aan de zogenaamde tiendrechten, waarbij iemand de ‘tienden’ van de oogst van de boeren kon opeisen.
Op 1 juli 1881 laat Louis Bogaerts weten dat hij de stalhouderij aan de Uilenburg, hartje Den Bosch, over heeft gedaan aan Frits Putters. En Frits zoekt al gelijk bekwame koetsiers om hem te komen helpen, met dank aan de ingebruikname van de spoorlijn Tilburg-Den Bosch-Nijmegen in dat jaar. Een van de taken die de stalhouderij oppakt is het vervoer van passagiers van ‘iedere trein’ met de stadsomnibus van het station naar elders in de stad. Het is sowieso een druk jaar, want in oktober trouwt Frits, wiens volledige naam Frits Joseph is, met Barbara Cecilia Dijkstra uit Leeuwarden. En vanaf het begin levert hij de koets- en rijpaarden voor de carnavalsoptocht in zijn stad.
Niet alleen in hoeveelheid werk is de nieuwbakken stalhouder goed bezig, ook in kwaliteit. Wanneer de burgemeester van Veghel in 1883 een jubileum viert zijn het de ‘schoone ekwipages’ van Putters die opvallen. En later dat jaar meldt eveneens de Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant: “Mochten wij meermalen en in verschillende opzichten den Bosschen stalhouders welverdiende pluimpjes geven, omdat zij zoo vaak wisten uit te munten — thans kunnen wij met veel genoegen vermelden, dat aan een hunner, den heer Frits Putters op de, vanwege de Noordbrabantsche Maatschappij van Landbouw gisteren te Breda gehouden, tentoonstelling van paarden en vee de bronzen medaille is toegekend voor koetspaarden.”
Als in 1885 de firma Bell in Den Bosch een telefoonlijn wil aanleggen is Frits Putters één van de 21 eersten die hier voor inschrijven, samen met rijtuigfabrikant Teulings. In datzelfde jaar zoekt Frits een nachtwaker ‘liefst een gepensioneerde’ en laat hij het paard Carolus meelopen in een cross, die gekscherend ‘schnitzelrit’ wordt genoemd, over de Vughtse heide. Om een idee te geven over de omvang van de stalhouderij, voor de herdenking van de Tiendaagse Veldtocht, in 1886 is er een stoet van twintig landauers nodig. Die heeft Frits net niet en daarom is het een gezamenlijke klus met Anton Abbema, een andere Bossche stalhouder. Er is in ieder geval werk genoeg om een knecht apart te houden voor het wassen van de rijtuigen, eentje die sowieso iets met water heeft en op 17 september 1887 iemand uit de Binnendieze, het stroompje dat langs de Uilenburg loopt, weet te redden: “Op zijn geroep haastte zich Cornelis Overmeijer, rijtuigwasscher bij den stalhouder, den heer Frits Putters, den drenkeling ter hulp te snellen en hem op het droge te brengen. Reeds verschillende malen heeft deze Overmeijer volwassenen zoowel als kinderen uit het water gered.”
Tiendheffing
Minstens zo serieus is het bericht dat in augustus 1892 in de landelijke kranten verschijnt: “Te Sprang kwam donderdagmiddag de Heer Frits Putters, die door den notaris Middelkoop als pachter van de Berkhaagsche tiend was aangewezen, om zich in het bezit van die tienden te stellen. Hij had eenige voerlieden met karren medegebracht en werd beschermd door vier marechaussees. Bij den landbouwer Van Campen kwam hij terstond gereed, deze stond alle tienden af. Maar bij de andere landbouwers was het koren reeds binnengehaald, en zij waren niet bereid een enkele schoof af te staan of uit de schuren te laten halen. Vervolgens begaf de tiendheffer zich naar de buitenwijken van Kapelle. Daar ging het niet beter; zoodat van de geheele tiendheffing weinig of niets is terechtgekomen.” Tegen twaalf boeren is proces verbaal opgemaakt en de sociaaldemocratische partij gooit olie op het vuur door de weigeraars te steunen. De tiendheffing is dan nog een zakelijk en verhandelbaar recht, waarbij de grondgebruiker een tiende van zijn oogst af moet staan aan de kerk of in dit geval degene die dat recht koopt, namelijk Frits. Voor de stalhouder is het een manier om aan foerage voor de paarden te komen. Rogge kwam hij halen, maar moet het in 1892 in de minne schikken met de weigeraars. Het zijn de nadagen van de tiendheffing die zeker in magere jaren grote onvrede onder de boeren gaf. Zij voelen het als diefstal. In de Berkhaagsche liggen de boeren er onderling met elkaar overhoop tot het principe van de heffing in 1907 landelijk is afgeschaft.
Jubelen over nieuwbouw
Het gaat goed met de stalhouderij, er is klandizie voor ‘maandpaarden’ en met kostpaarden, en de behuizing in de oude binnenstad houdt de groei tegen. De gemeente geeft bouwgrond uit aan de andere kant van het station, waar steeds meer treinen stoppen, en daar ziet Frits een kans. Ingenieur-architect Julien Dony tekent voor het ontwerp van een remise met twee afzonderlijke bovenwoningen, stalgebouw voor veertig paarden, smederij, tuigenkamers en wagenmakerij. Op 24 maart 1897 schrijft R.H. Hendriks Amsterdam als laagste in op de bouw voor ƒ 38.350,- aan. De aanbesteding gaat openbaar in het Café Central, maar de laagste prijs wordt niet altijd geaccepteerd. Zo had Frits al vijf maand eerder het grondwerk voor de nieuwbouw aanbesteed, maar het laagste bedrag was hem niet laag genoeg en zo krijgt L. van Dijk te Empel het werk alsnog onderhands gegund. En zo schiet ook Hendriks mis, want J. Hurkens en Zoon mogen de nieuwbouw gaan realiseren.
Frits komt het zelf ook niet zo aanwaaien, zo grijpt hij voor anderhalve cent per rit mis naast concurrent Jan Scheffers bij de aanbesteding van het postvervoer in de stad. Scheffers heeft aan de Keizerstraat, naast het Hof van Zevenbergen, een minstens zo groot complex met eveneens stalling voor veertig paarden. Als het leger een keuring op de Veemarkt houdt voor de aankoop van remontepaarden, moet Scheffers met 33 paarden opdraven, Putters met zestien; het zijn van beide stallen voornamelijk bruine en zwarte paarden -de schimmels voor een bruidskoets komen zijn dan nog lang niet in de mode-, en van Oldenburgs, Gelders en ‘inlands’ ras. Dat allemaal in 1897.
In juli, nog geen vier maand na de aanbesteding is het nieuwe gebouw klaar en verhuist Frits van de tijdelijke onderkomens aan het Ortheneinde en de Molenstraat naar de Stationsweg. De Bossche krant jubelt op 19 juli over de grote poorten van de rijtuigremises aan de voorzijde, en bovenal de fraaiheid van het gebouw: “Het gebouw des heeren Putters spreekt voor zichzelf. Er zal geen vreemdeling de stad kunnen inkomen of uitgaan, of het zal zijn aandacht trekken.”
Paardenbelasting
Het zal een grappig toeval zijn geweest dat Frits twee jaar eerder nog zocht naar een ezelwagen met makke ezel, en twee paarden te koop had staan, maar in ieder geval komt hij in 1905 in verweer tegen de paardenbelasting. Het steekt dat de grote paardenbedrijven als de transporteurs en stalhouderijen onevenredig veel betalen aan het wegonderhoud en de aanleg van nieuwe wegen, terwijl iedereen er van profiteert. Bovendien, wat heeft een Bossche stalhouder aan wegen buiten de stad? De paardenbelasting is in Noord-Brabant ingevoerd als alternatief voor de tolheffing en staat al ter discussie vanaf 1870. Frits krijgt bijval van Jan Scheffers en ze tekenen al in 1899 protest aan bij de provincie, en in 1905 opnieuw namens ‘vele landbouwverenigingen’ bij de minister van Binnenlandse Zaken en de Tweede Kamer. Ze willen aanvankelijk dat hun paarden in een apart belastingtarief gaan vallen en op het laatst zelfs de afschaffing. De minister en de Kamer zijn het met de stalhouders eens, maar daar trekt Provinciale Staten zich niets aan en schuift de argumenten opzij: de provinciale begroting voor het wegenplan is al krap genoeg en de paardenhouders zouden in de tijd van de tolwegen meer geld kwijt zijn geweest. Toch zwelt het protest steeds verder aan: de Kamer van Koophandel en wel honderd andere Brabantse stalhouders geven hun steun voor afschaffing, net als ‘een zeer groot aantal houders van paarden voor gemak en weelde’ die er fijntjes op wijzen dat fietsen, motorrijwielen en automobielen een veel grotere vorm van luxe zijn en de bezitters nog meer profiteren van betere wegen. Voor- en tegenstanders van de paardenbelasting gaan stevig met elkaar in debat in de zuidelijke kranten. In april 1906 neemt de Tweede Kamer een voorstel om de paardenbelasting in vijf jaar tijd af te bouwen, en de provincie heeft zich daar aan te houden. Maar in Brabant vliegen ze vervolgens elkaar weer in de haren over, wat de nieuwe term ‘weggeld’ krijgt. Het protest van Frits Putters en Jan Scheffers zou de opmaat zijn voor de motorrijtuigenbelasting en het debat over de eerlijke verdeling van die last en het fenomeen tolheffing gaat nog door tot ver in de 21ste eeuw.
Cellulair rijtuig
Zeker is dat strijd tegen de paardenbelasting de Bossche stalhouders dichter tot elkaar bracht. Niet als concurrenten, eerder als collega’s. Als op 21 april 1909 Giel Burg, een trouwe koetsier van Frits Putters, een verhuiswagen helpt uitruimen en onwel wordt en op sterven ligt, schrijft de provinciale krant: “Gelukkig dat er juist een rijtuig aankwam des heeren Scheffers, dat in allerijl den pastoor van Rosmalen ging halen, zoodat Giel nog het Heilige Oliesel heeft mogen ontvangen.”
Curieus is ook dat Frits Putters in november 1910 meeschrijft in de aanbesteding door de gevangenis in Den Bosch voor de levering van de bespanning voor het ‘cellulair rijtuig’. Putters wil dat doen voor ƒ 139,50 per maand, concurrent Mooijman doet het voor minder, namelijk 135,-. Toch is de foto van de boevenwagen in het Gemeentearchief van Den Bosch toegeschreven als een aanspanning van Putters.
In 1917 doet de auto zijn intrede, en neemt gaandeweg het aantal paarden af. Dat weten we aan de hand van de stro-mest van de paarden die per tijdvak wordt verkocht, was dat aan het begin van de eeuw nog voor veertig, in 1921 voor 25.
Als de ‘echte’ stalhouder Frits Putters (1857-1927) overlijdt in een keurig herenhuis aan de Van Oldenbarneveltstraat 27 in Nijmegen, heeft zijn zoon Louis F.A. het bedrijf in Den Bosch al overgenomen. In Nijmegen kregen Frits en Barbara, die haar man nog een jaartje overleeft, de zorg van hun vrijgezelle dochter Theodora. Andere van de tien kinderen waren uitgezworven naar Oeganda, Canada, Puerto Rico, Verenigde Staten, België en Canada.
Louis zet in het jaar dat zijn vader overlijdt volledig in op auto’s en opent een garage met reparatiekuil aan de Havenstraat 22-24. Maar het vergaat hem als tal van andere stalhouders in Nederland, wanneer de Tweede Wereldoorlog uitbreekt ontstaat niet alleen schaarste die hem dwingt om zo veel mogelijk aan luxe als rijzadels, bokkenwagens en sportrijtuigjes te verkopen, maar ook opnieuw werk voor de rijtuigen. Louis zoekt dan wederom koetsiers om de oorlog door te komen. Na de oorlog zou een nieuwe glorietijd aanbreken voor Putters als autobedrijf en in die hoedanigheid kennen de huidige Bosschenaren het prachtige pand nog op de hoek Stationsweg en Havensingel.
Rijtuigliefhebber Kees Sol weet nog: “Zo’n 40 jaar geleden ben ik eens bij Jacques Putters (toen Mercedes dealer) geweest en heb met hem over allerlei zaken zitten praten. Hij bleek een echte levensgenieter te zijn, één uitspraak van hem herinner ik me nog goed, hij zei; mannen die van paarden houden, houden ook van mooie vrouwen en goede wijn! Ik kan me nog goed herinneren dat tussen de auto’s in de showroom enkele rijtuigen stonden, onder andere een Omnibus en een Jan Plezier.”
Het pand is nu gerestaureerd en in gebruik door onder meer een hypotheekverstrekker. Het pand oogt weer als in de 1897 toen er nog veertig paarden waren gestald.
Maar er is nog een bijzonder stuk erfgoed overgebleven van Putters, namelijk een gezelschapswagen met de naam ‘Frits Putters’ op de wieldoppen. In 1949 deed de wagen nog dienst voor het rondrijden van de Bossche Voetbal Vereniging na het behalen van de landstitel. Nu doet dit elegante rijtuig dienst voor het rondrijden van gasten bij de firma Chr. van den Heuvel & Zonen in Valkenswaard.
Beelden Erfgoed ‘s-Hertogenbosch, en firma Van den Heuvel
foto boven: de gezelschapswagen van de firma Van den Heuvel in Valkenswaard.
Wieldop van de gezelschapswagen.
Rondrijden van de Bossche Voetbal Vereniging na het behalen van de landstitel in 1949 .
Het ‘nieuwe’ pand anno 2019 aan de Stationsweg.
Trouwstoet in februari 1946. Aan de etalageruit rechts is de oorlogsschade nog niet hersteld. Links de Kempenlandstraat, februari 1946.
Trouwcoupé met op de bok koetsier Sjefke Burgs. Links de Kempenlandstraat, februari 1946. Het
hoorde niet, maar de klandizie vond het fraai: de witgeschilderde garelen.
Rijtuig en auto staan voor het bedrijfspand aan de zijde van de Havensingel. Op de bok van de koets links Sjefke Burg, 27 maart 1950.
29 juni 1940, Putters rijdt met een janplezier van Den Bosch naar Vught, omdat de busdienst wegens brandstofschaarste is opgeheven.
Twee koetsiers van Putters in vol ornaat, 8 juli 1941.
Boevenwagen van Putters in 1946.
Uit het Nieuws van de Dag-kleine courant van 26 juni 1903.
Uit de Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche Courant, 5 juli 1881