Een equipage is niets zonder paarden. Daarom was de leverancier van luxepaarden minstens zo belangrijk als de rijtuigfabrikant en de tuigenmaker. Handelaren en verhuurders van ‘maandpaarden’ Kok, Riemer en bijvoorbeeld Stal Doorwerth kochten de dieren bij fokkers in de provincie, of importeerden ze uit het noorden van Duitsland of Engeland. Zij gebruikten de concoursen hippique als ‘etalage’ van hun handel. Een andere, bekende naam op het concoursveld was Gradus van de Haar uit Zeist. Hij zag hoe met de opkomst van de auto de behoefte aan klassieke koetspaarden verdween en de vraag naar showpaardjes groeide.
“De landbouwer v.d.H. te Driebergen, welbekend wegens de goede paarden, welke bij hem te verkrijgen waren, is gisteren door een ongelukkig toeval om het leven gekomen. Het jonge paard, dat hij afreed, sloeg door, zodat de boerenwagen, die met een kromme dissel zoo moeilijk te besturen is, tegen een boom geworpen werd. De voerman stortte uit den wagen en het wiel verbrijzelde hem het hoofd.” Met dit onthutsende nieuws in het Algemeen Handelsblad van 5 november 1873 komt er een einde aan het leven van Gerardus van de Haar (1811-1873), pachter van de boerderij Zomerdijk aan de Tiendweg 1.
Twee van zijn zonen, Teunis (1854-1931) en Gerardus (1860-1928), gaan na hem met de paarden verder als de Gebr. van de Haar. Zij verdienen hun brood op twee manieren, namelijk door het verhuren van luxe rijtuigpaarden, de zogenaamde ‘maandpaarden’, aan particulieren en het leveren van de foerage voor diezelfde paarden. Wanneer een paard kreupel, ziek of versleten raakt, zorgt de verhuurder voor een nieuw. Het is in feite een voorloper van het autoleasebedrijf. De gebroeders zijn daar met driehonderd paarden in de verhuur groot in. Het moment en de plaats zijn er ideaal voor, want in de wijde omgeving van Zeist zijn tal van buitenplaatsen waar rijke stedelingen in het laatste kwart van de negentiende eeuw en nog voor de komst van de automobiel, behoefte hebben aan paarden ‘zonder de zorgen’. Het zijn paarden voor ’s zomers op de buitenplaats en ’s winters in de stad. Vanaf 1848 is er een goede treinverbinding vanaf station Zeist-Driebergen. Het kost hierdoor weinig moeite om paarden uit Groningen te halen en, na een tussenstop in Zeist, in Amsterdam af te leveren. Een vracht stro gaat op dezelfde manier.
Van Buzziburg
Teunis doet de paardenhandel. De meeste paarden koopt hij in Gelderland bij een tussenhandelaar als bijvoorbeeld Heuff Cellendonk, een kleiner deel komt via handelaar Bolt uit Groningen. Daarbij maakt het wat minder uit of een paard ƒ 700,- of ƒ 1.000,- kost, want de dieren gaan met een goede verzorging en gezondheid jaren mee. Teunis woont aanvankelijk op de pachtboerderij van landgoed Buzziburg in Rijssenburg en verhuist in 1890 naar Groenoord in Zeist, op anderhalve kilometer afstand van zijn broer Gradus, zoals de roepnaam van minstens drie generaties Gerardus achtereen is. Gradus woont op de ouderlijke boerderij aan de Tiendweg en heeft voortdurend een veertig paarden in het weiland, die op rust staan of zijn ingeruild.
Het ‘echte’ paardenwerk gebeurt op Groenoord. Als Teunis daar komt te wonen is het nog een klein huis, ‘alleraangenaamst gelegen’, met een stal en een koetshuis. Hij kan het ‘buitentje’ aan de Driebergseweg 12 kopen en de bouw van een landhuis betalen. Maar hoger dan één verdieping maakt hij het niet, en mogelijk is dat om niet op gelijke hoogte te komen met de klanten die om hem heen wonen. Met geld verdienen aan iemand is niets mis, maar het moet niet exorbitant overkomen. Het stalgebouw is vooralsnog groter dan het huis. In een gids voor Zeist, uitgegeven door de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer in 1894, staat de plek beschreven: “Met genoegen rust ons oog op het tafereeltje ter linkerzijde, Groenoord. Eenvoudig en toch smaakvol, niet waar? Het hooge gebouw, dat zich hier achter verheft, is de stal van de Gebr. Van der Haar, de bekende handelaars in luxepaarden en verhuurders van maandpaarden.”
Grote omslag
Teunis is ondertussen getrouwd met Rosiena Jacoba van Dijk (1858-1928) en zij krijgen, naast een dochter, zoon Gerardus (1883-1945). Die derde generatie werkt mee in het paardenbedrijf en terwijl zijn vader onderweg is, mag Gradus de jonge aanwinsten africhten. Op Groenoord staan een zestig paarden. Gradus junior heeft er de zorg voor, met hulp van koetsier Arie Gerritsen. Die gaan de grote omslag in het bedrijf meemaken. Door de komst van de auto loopt het na de eeuwwisseling langzaamaan af met de verhuur van maandpaarden. Bovendien komt er vraag naar een nog luxer type paard, de Engelse hackney, die als maandpaard voor de luxe equipages de slag met het Nederlandse tuigpaard wint. Alleen de beste Nederlandse paarden zijn nog bruikbaar. De welgestelde klanten willen hackney’s. Vader Teunis gaat daar ‘aangemoedigd door de jeugdige ambitie van den zoon’ in mee met zijn aankoopbeleid. De Haagse paardenhandelaar Jack Washington is met het importeren van hackney’s uit Engeland het grote voorbeeld. Zo gaat Van de Haar dat ook doen en ze vinden in Rob Avezaath, op dat moment stalhouder te Amsterdam, een prima inkoper in Engeland.
Groeien in waarde
Van de Haar is uiteraard niet de enige die deze weg bewandelt en met die toenemende import groeit ook het aantal hackney’s op de concoursen hippique in Nederland. Die paarden komen uit in de rubrieken voor handelaren en tegelijkertijd groeit het aantal particulieren die er plezier aan beleven om hun paarden in de showring te zien. Hier ontstaat een gat in de markt voor showpaarden, dat in de plaats komt van de afnemende vraag naar koetspaarden. Gradus van de Haar ziet dit als geen ander en weet dat zijn paarden in waarde groeien als ze in de showring aan kop staan. In de jaren twintig verandert de firma volledig van een verhuurbedrijf in een concoursstal. De klanten zijn aanvankelijk nog de vroegere equipagebezitters, de bewoners van de buitenplaatsen. Mensen met ‘oud geld’. Zo koopt baron Étienne van Zuylen van Nijevelt van de Haar vossen om als ‘coaching team’ in Parijs te gebruiken, de weduwe Dentz van Schaick zoekt hackney’s voor equipage en concours, en douairière Adèle Drory de Perez heeft weliswaar al een automobiel, maar is verliefd op de elegante bewegingen van de hackney.
Buurman & buurman
Een andere vaste klant is de directe buurman Reinier van Dorsser, de directeur van Nederlandsche Maatschappij van Havenwerken NV, die op de buitenplaats Nieuw Beerschoten aan de Driebergseweg 14 woont. Van Dorsser maakt niet alleen drie keer een reis om de wereld, hij is van 1912 tot de jaren dertig fanatiek concoursrijder, onder meer met het tandem Scottish Beauty en Albin Gay Spark.
Meer richting het dorp, aan de Driebergseweg 6, staat de villa van Adriaan van de Koppel (1874-1937), directeur van de N.V. De Vlamovenstraatklinker en mede-eigenaar van een steenfabriek te IJsselstein. Van de Koppel steekt een beetje van het kapitaal dat hij aan klinkers verdient in met name voskleurige hackney’s. Hij heeft kampioenen als Orchid en Right-Ho, en wanneer het Van de Haar in 1930 lukt om Haddon Philipine van de douairière Drory de Perez over te nemen, verkoopt hij de merrie door aan buurman Van de Koppel. Een jaar later doen de twee nogmaals zaken: “Door de firma Van de Haar te Zeist werd een schitterende hackney vosruin verkocht aan den heer Van de Koppel te Zeist. Dit paard is een volle broer van Fairview Leader, die in het span met Newton Victor zoveel successen heeft geoogst niet alleen in ons land, maar daarna ook in Amerika. Dit nieuwe paard, genaamd Broompark Gay Boy, voorspelt veel voor de toekomst en is als een grote aanwinst voor de concoursen-hippique in Nederland te beschouwen.” (Paard en Paardenwereld 30-4-1931.) Gay Boy en Philipine gaan onder andere bij de tandems uitkomen. Overigens is Van de Koppel niet afhankelijk van Van de Haar, want al trekken ze veel met elkaar op, Van de Koppel doet ook zijn eigen handel, heeft zijn eigen stallen en heeft als koetsier Kees van Osnabrugge (1894-1941) in dienst. Die krijgt in goed tien jaar tijd een aantal indrukwekkende kampioenen te rijden.
Knight Commander voor ƒ 45.000,-
Onder de paarden die Van de Haar importeert zijn de befaamde Knight Commander voor ƒ 45.000,-, New Victor, Glenavon Salute, Great Barrier, Donnybrooks Squire, Blue Boy, Köcket, Dainty Lady, Aeroplane en Scottish Dream. De beste schuiven vaak van de ene klant naar de andere, met Gradus van de Haar als tussenpersoon. Om die handel te prikkelen deinst Gradus er niet voor terug om zijn klanten in de ring te verslaan; hij en koetsier Arie Gerritsen nemen veelal deel in dezelfde rubrieken. Het zijn telkens dezelfde namen die elkaar afwisselen in de uitslagen. Export is er ook, met name naar Webster Knight, wiens stallen in het Amerikaanse Providence RI onder leiding staan van oud-Zeistenaar Fred Marsman. Marsman leerde het vak bij Van de Haar en vertrok met ritmeester Labouchère naar Amerika om diens wedstrijdpaarden aan boord te verzorgen, met een permanente aanstelling als stable manager in Amerika als resultaat. Marsman is een goede vertegenwoordiger van het Nederlandse tuigpaard in het ‘land van de dollar’: “U begrijpt wat een heerlijk gevoel het voor mij was als Hollander met Hollandsche paarden op deze groote shows te winnen”, en hij legt uit dat ze er hun neus ophalen voor het rijden met showwagentjes: “Een goed paard, correct ingespannen voor een mooi rijtuig en goed gereden is toch ook mooi en zeker veel chiquer dan een groot paard voor een kinderwagen.” (Paard en Paardenwereld 8-10-1931.)
Vossen voor Van Zuylen
Een bijzondere opdracht voor Van de Haar is het afleveren en ter plekke rijden van twee paarden voor het huwelijk van de Boliviaanse tinkoning en miljardair Antenor R. Patino en prinses Maria Christina de Bourbon op 8 april 1931. Arie Gerritsen krijgt de eer om dat te doen. Een andere Parijse klant, Baron van Zuylen, koopt onder andere in 1929 voor ‘een hoog bedrag’ de vossen Histon Leopard, Pierrette (doorverkocht van Baron van Brakell, stal Doorwerth), Greystone Primrose en diens spangenoot, de legendarische roodschimmel Hockwold Robert.
Meermaals kan Van de Haar hackney’s die hij al eerder voor forse bedragen in Nederland verkocht, voor hun nieuwe eigenaren doorverkopen aan het buitenland voor nog hogere bedragen. De klanten die er op die manier aan verdienen, schaffen dan uiteraard weer nieuwe paarden aan. En Van de Haar verdient er driemaal aan. Voor de douairière Drory de Perez wisselen zo de paradepaardjes Fata Morgana, Winmoor King en Capenor Hawaian Ministre van stal. Zelfs Baron van Zuylen is niet ongevoelig voor een Amerikaans bod op Histon Leopard. Of de hackney is véél te fel geweest om in het Parijse vierspan van de baron te lopen en daarom in 1931 vanuit Londen met het stoomschip Maryland naar Washington verhuisd. Opnieuw is Van de Haar de tussenhandelaar.
Lofzang van plaatsgenoot
Paard en Paardenwereld maakt in de uitgave van 5 juli 1928 onverbloemd reclame: “De boxen en standen herbergen nu paarden, die 25 jaar geleden daar geen onderdak zouden kunnen vinden, om de eenvoudige reden, dat zij toentertijd in dat bedrijf niet pasten. De bakens zijn echter verzet. Het concourswedstrijdpaard is het tegenwoordige artikel van den stal geworden en als zoodanig meenen wij, dat deze zaak in verband met ons concourswezen een wereldreputatie heeft verkregen. De beste concours-hackneys, die op onze concoursen hippique met succes uitkwamen, zijn bijna alle afkomstig van Stal Van de Haar, wat wel als bewijs mag gelden, dat steeds zooveel mogelijk, op vakkundige wijze, op de beste concourspaarden in Engeland beslag werd gelegd. Het zou te veel ruimte innemen om alle succesvolle imports te vermelden, maar in verband met het materiaal, dat wij thans in de stallen zagen, n.l. een 24-tal hackneys van het beste bloed, alle in voorbereiding voor onze concoursen hippique, mogen wij gewagen van een paardenzaak, zooals er geen tweede in ons land bestaat. Het deed ons een bijzonder groot genoegen ook den heer Th. v.d. Haar in een goede gezondheid te mogen aantreffen. Hij is een der oude firmanten, die de zaak groot heeft gemaakt en die nog steeds met een hart vol liefde voor onze paardensport tracht mede te werken om deze in bloei te houden. Een bezoek aan stal Van de Haar te Zeist bevelen wij een ieder aan, die van een prima tuigpaard houdt en die het plan mocht hebben om zich een extra concourspaard aan te schaffen.” Kanttekening bij deze lofzang is dat de redacteur van het tijdschrift uit Zeist komt en niet geheel onbevooroordeeld is.
Doorlopend ruzie met Bultman
In die jaren reist Gradus zelf naar de grote Britse shows als Richmond en Doncaster om er een gooi te doen naar talentvolle en winnende hackney’s. En hij krijgt uitnodigingen om er te jureren, hetgeen natuurlijk iedereen mag weten. Wat ook speelt is een permanente strijd met Herman Bultman uit de Haarlemmermeer, een oude rot in het vak, met wie het niet botert. Ze komen elkaar bijna wekelijks op de concoursen tegen en de twee ruziën met ingezonden brieven in Paard en Paardenwereld. Die ruzies gaan over Seducer, een paard van mevrouw Dentz van Schaick, of de kleur van een tweespan, en de bejubelde Knight Commander zou volgens Bultman in Duitsland geen deuk in een pakje boter slaan. Is het de kift of iets dat de heren verzwijgen? Hoe het ook zij, de kritiek op elkaar is vlijmscherp. “Dergelijk geschrijf haalt onze mooie sport nog maar verder naar beneden”, meent Gradus, die toch telkens hapt zodra Bultman ergens iets van vindt.
Rijtuighandel Theo Gielen
Aan de Driebergseweg staan niet alleen landhuizen, want een andere buurman op nummer 18 woont in een gewoon vrijstaand huis, al staat er wel een koetshuis achter. Dit is echter de ‘showroom’ van Theodorus Petrus Nicolaas Gielen (1881-1946), een handelaar in concourstuigen en rijtuigen. De klanten van Van de Haar zijn bij hem welkom om hun aanspanning te completeren. In 1929 maakt Paard en Paardenwereld zelfs melding van de levering van een phaeton aan H.M. de koningin-moeder op Soestdijk, maar dit is laatste stuiptrekking van de tijd van de equipages. Theo kocht net als zijn broer Willem de inventarissen van de talloze koetshuizen in de regio voor een habbekrats op om door te verhandelen aan stalhouders en oudijzerboeren. ‘Wegens afschaffing van equipage’ heette dat, wanneer de zoveelste een automobiel aanschafte. De vader van Theo en Willem was van oorsprong rijtuigfabrikant, maar belandt als landloper in Veenhuizen. Willem bouwt het ouderlijk bedrijf in Utrecht uit tot een bloeiende onderneming, en Theo start een handeltje voor zichzelf, eerst aan de Vleutenseweg 15, daarna aan de Montaubanstraat in Zeist. Nadat de Amsterdamse veilingmeester Martin van Delden in 1923 ‘de geheele inventaris der rijtuigmagazijnen’ per opbod verkoopt, begint Theo opnieuw aan de Driebergseweg. Theo kan een fraaie hackney wel waarderen en participeert daarom een enkele keer in de concourspaarden van zijn buurman Van de Haar. Onder beider naam komt het span Gay Boy en Merry Hill uit, en Theo heeft in 1935 Nederlands kampioen Cherry Blossom op stal.
De tegenslagen komen
De tegenslagen voor Gradus beginnen wanneer zijn gelijknamige oom, die nog altijd de foerage verzorgt, ‘noodlottig om het leven’ komt. Oom woonde niet meer op de oude pachtboerderij, maar liet in 1924 een eigen boerderijtje ‘Zeldzaam’ bouwen aan de Bunsinglaan 4. Het verhaal gaat dat hij gewend was om op de straat rechts te houden. “Deed dat ook op Driebergseweg, vanuit het dorp huiswaarts gaande. Hij moest dan wel tussen de tramrails op het zand lopen en werd daar dan ook te ongelegener tijd dood gereden”, zo heeft plaatsgenoot J. Meerdink het tragikomisch beschreven. Het lastigste jaar is misschien nog wel 1931, wanneer zijn vader overlijdt en de dames Dentz van Schaick en Drory de Perez als klant afhaken.
De maandpaarden en hackney’s brachten een fortuin, maar Van de Haar is naarstig op zoek naar nieuwe inkomsten. Op stal staat de Oldenburger hengst Ugoldman ter dekking en de import van rijpaarden komt op gang.
Rijpaarden in opkomst
Een half jaar na vader Teunis’ overlijden is Paard en Paardenwereld opnieuw op bezoek: “Nu had onze reis naar Zeist ten doel om te zien welk materiaal de firma Van de Haar in Engeland had aangekocht om thans te toonen, wat zij, noodgedwongen, op rijpaardengebied kon presteeren. De firma Van de Haar heeft ook bij dezen aankoop hetzelfde pad bewandeld, dat door den oudsten firmant steeds werd gevolgd, n.l. koop het beste wat te vinden is. Nu wordt er wel eens beweerd: iemand die verstand heeft van een tuigpaard, kan daarom nog geen rijpaard naar waarde schatten, maar dit standpunt deelen wij niet geheel en het beste bewijs wordt geleverd door den aankoop van rijpaarden in Engeland door G. v.d. Haar.” Voor het bezoek van de redacteur laat de stalruiter Thomas Pooyer een paard onder het zadel zien, terwijl de twaalfjarige Theunis, de oudste zoon van Gradus, een izabelkleurige pony berijdt. “Zoo’n pony is moeilijk te vinden over de geheele wereld. Laten wij hopen, dat de jonge Theunis door het bezit van zoo’n pony wordt aangemoedigd om een onweerstaanbare liefde voor het mooie paardenvak te verkrijgen”, hoopt de redacteur nog tegen beter weten in. In 1931 werken er, naast Arie Gerritsen, Kees Middag (33 jaar in dienst), die het transport regelt, Willem van Eden (zestien jaar in dienst) en Dirk de Wit (veertig jaar in dienst), beiden voor het voeren en uitmesten, en als jongste bedienden Jan Vis (tien jaar in dienst) en Clemens Brunott (vijf dienstjaren).
Een opvallende klant is dan Charles Pahud de Mortanges, als ruiter en militair een legende, onder meer door viermaal achtereen met zijn paarden goud te behalen in de military van de Olympische Spelen. Van de Haar verkoopt hem in 1933 een van die paarden, Mädel-Wie-Du, en zorgt ervoor dat een ander, Johnnie Walker, een goede oude dag aan de Driebergseweg krijgt bij buurman Van Dorsser.
Arie Gerritsen
Vanaf 1938 kiest Van de Haar ervoor om ook paarden voor klanten uit te gaan brengen op het concours, iets dat daarvoor eigenlijk niet gebeurde om te voorkomen dat de belangen door elkaar gingen lopen. De handel is echter tanende en de firma kan extra inkomsten gebruiken. Arie Gerritsen (1894-1965) mag daar, met veertig jaar ervaring bij Van de Haar, mee aan de slag.
“Wij hebben tijdens ons verblijf op huize Groenoord te Zeist, het werk gade geslagen van Arie Gerritsen, den pikeur van dezen voornamen stal en dan is het geheel tot ons doorgedrongen, dat het vormen van concourspaarden een apart vak is, waarvoor men geboren aanleg en bijzondere tact moet bezitten. Het ligt niet op onzen weg om openbaar te maken, hoe Arie zijn paarden klaar maakt, want het is niet uitgesloten dat andere trainers weer andere methodes volgen en mogelijk om Aries methode lachen. Wij maken geen vergelijking met andere methodes, maar toch gevoelen wij behoefte om Arie Gerritsen ons compliment te maken voor de wijze waarop hij heeft onderzocht hoe zijn paarden moeten worden aangespannen en gereden. Hij is een vakman op dit gebied, zoals er zeer sporadisch niet alleen in Nederland, maar ook elders worden gevonden.” (Paard en Paardenwereld 20-10-1932.)
Oorlog doet het boek dicht
Het duurt echter niet lang, want in 1940 zijn de stallen volledig in beslag genomen door het Duitse leger. De bezetting is een feit en de hackney’s verhuizen naar een ‘verlaten gedeelte van het stallencomplex’. Bewust of per ongeluk breekt op vrijdagavond 7 juni 1940 door ‘onbekende oorzaak’ een hevige brand uit in een hooiberg op Groenoord. Twee hooibergen en een houten loods branden af, de hooivoorraad en het turfstrooisel gaan verloren. Het lukt, zij het met grote moeite, om alle Duitse legerpaarden en de hackney’s te redden. Een verzekering dekt gedeeltelijk de schade. Gradus overlijdt in 1945 en wanneer de oorlog afloopt is het volledig gedaan met de befaamde stal van de Gebr. v.d. Haar, zoals de firmanaam nog altijd luidde. De weduwe Anna van de Haar-Vos blijft achter op Groenoord en verhuurt er kamers. Buurman Theo Gielen overlijdt na de bevrijding in 1946 in Vught, op 6 augustus om 16.00 uur precies, terwijl zijn gezin nog in Zeist zit. Hij sterft na extreme verzwakking veroorzaakt door een syfilisinfectie, en daarbij zijn er twee mogelijkheden: dat is gebeurd in detentie wegens oorlogsmisdaden in kamp Vught, óf hij was opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis Voorburg in Vught, want syfilis tast de hersenen aan. Het precieze verhaal over Theo is giswerk omdat de persoonsgegevens van beide instellingen nog niet worden vrijgegeven.
Koetsier Arie Gerritsen zit na de oorlog zonder werk en vergaat het als zijn vakgenoten Hein Dieckmann (koetsier van Drory de Perez) en Gerrit Snippe (koetsier van Baron van Brakell), die na een jarenlange inzet voor één broodheer aan het einde van hun leven een beetje van stal naar stal zwerven. Op het concours hippique in Utrecht 1952 krijgt Arie een krans omgehangen vanwege zijn vijftigjarig jubileum als concoursrijder. Hij rijdt dan voor de gebroeders Damen in Langbroek, kan aan de slag bij Van Heek in Enschede en raakt vervolgens uit beeld.
Groenoord is nog altijd een lieflijk buitenplaatsje aan de zuidkant van de Driebergseweg, op de hoek met de Bunsinglaan. Achter het huis staat de hoge stal, die door Pieter Priemis en Aafke Osse in 2006 is verbouwd tot een apart en comfortabel woonhuis, met aan de voorgevel twee (zinken) paardenkoppen.
Bronnen: o.a. ‘Paard en Paardenwereld’ (5-7-1928, 2-4-1931, 27-8-1931), ‘Paardensport en fokkerij’ (2-11-1939), bulletin Seijst (2003-111, maart 1988, 2001-), met dank aan Aafke Osse en Flora de Vrijer.
Foto boven: de roodschimmel Hockwold Robert en de vos Greystone Primrose in bezit van Baron Etiènne van Zuylen Nijevelt.
Baron van Zuylen van Nijevelt van de Haar koopt vossen
om als ‘coaching team’ in Parijs te gebruiken.
Zeven landauers van stal Van de Haar in het tijdperk van de
‘maandpaarden’, klaar voor een huwelijk in Zeist.
Paard en Paardenwereld 1-9-1927.
Paard en Paardenwereld 31-5-1928.
Paard en Paardenwereld 27-12-1929.
In 1908 op Zorgvliet in Den Haag, winnen Flora en Mary het NK tweespan,
in Nederland geboren paarden.
In 1907 wint dit span van Van de Haar het NK tweespan,
in Nederland geboren paarden.
De ruinen Lavington Sirius en Glenavon Salute,
aangekocht door Hollman uit Den Haag, 1931.
In 1911 op Zorgvliet in Den Haag, wint een
paard van Van de Haar het NK enkelspan,
in Nederland geboren paarden.
Tandem van Van de Haar op Houtrust 1922.
Buurman Gielen handelt in de toebehoren
voor de concourspaarden.
Uit Engeland geïmporteerde izabelkleurige
pony met de jongste -althans in 1931-
Theunis van de Haar in het zadel.
Het kleine buitentje Groenoord (foto www.dewerkhoven.nl)
Links het lange, smalle stalgebouw in de jaren ’50.
Een van de zinken paardenhoofden aan de voorgevel van de stal.
De huidige voorgevel van de stal, die is omgebouwd tot gerieflijk woonhuis.