Na de komst van prins Hendrik op Het Loo kan rijtuigmaker Gijsbert Schimmel wel om de maand een nota naar het koninklijk huis sturen voor gedane klusjes. Reparaties, het smeren van wielen, maken van een nieuwe disselboom en enkele keren zelfs een compleet nieuw rijtuig. Hij is de enige die de naam ‘rijtuigfabrikant’ in Apeldoorn waarmaakt. 

De naam Schimmel is in Apeldoorn geen onbekende. Als logementhouders: Anthonie Schimmel die in de eerste helft van de 19e eeuw het logement De Moriaan uitbaatte, aan de verharde straatweg naar Deventer, tot en met Lubbertus Schimmel van het hotel-café aan de Loolaan. En als stalhouders: Evert die in 1892 de oude stalhouderij aan de Deventerweg, uit 1621, stapsgewijs laat wijken voor ‘een modern gebouw’ en diens zonen die aan het Stationsplein een stalhouderij opzetten. Uit diezelfde familie komt rijtuigfabrikant Gijsbert Christiaan (1869-1942), zoon van stal- en logementhouder Gijsbert. In 1896 laat junior een werkplaats met bovenwoning bouwen aan de Dorpstraat (na 1917 is dit Hoofdstraat 73). De aanbesteding vindt plaats in het café Schimmel en een jaar later adverteert hij als rijtuig- en wagenmaker.

In navolging van Van Eldik
In tegenstelling tot de grote steden van het land heeft Apeldoorn, een dorp te midden van de woeste gronden van de Veluwe, geen vergaande geschiedenis van rijtuigfabrikanten. Wagenmakers zijn er wel, zoals Gerrit Wegerif en Jan Nakken, die de kost vooral verdienen met goederenwagens en kruiwagenwielen. “De wagenmaker Van Beek te Apeldoorn, die een rijtuig vervaardigt, dat naar ’s mans bewering door eigen beweegkracht zal worden gedreven, met de snelheid en het vermogen der locomotief, zoowel in zand- als op grind- en straatwegen, heeft dezer dagen de eer genoten Z.M. in zijne werkplaats te zien.” (Rott.Cour.16-6-1859)

Eigenlijk is Albert van Eldik (1823-1893) aan de Molenstraat de enige rijtuigmaker, noemt zich ook ‘meester’ en hij laat na zijn overlijden een bescheiden gat achter.

Het Apeldoorn van Gijsbert Schimmel is een dorp dat langzaam ontwaakt uit zijn slaap. Een spoorwegverbinding met Amersfoort en Zwolle en de lommerrijke omgeving maken dat welgestelde burgers uit het westen zich hier in toenemende mate vestigen, terwijl de goedkope arbeidskracht op de Veluwe voor een goed vestigingsklimaat voor industriëlen zorgt. Met name aan de Noordoostkant van het centrum, rond de parken, schieten de villa’s als paddenstoelen uit de grond, stuk voor stuk met een klein koetshuis. Ook het toerisme komt er geleidelijk op gang, waar stal- en logementhouders van profiteren. Van het groeiend aantal rijtuigen van particulieren en stalhouders kan een rijtuigmaker inmiddels goed leven.

Werk voor de prins
Op twee kilometer afstand van Schimmel in de Dorpstraat, in een rechte lijn over de Loolaan, liggen de koninklijke stallen van Het Loo, die met de komst van prins Hendrik in 1900 verreweg Schimmels’ belangrijkste klant gaan zijn. Het lijkt logisch, om een rijtuigmaker die het dichtst bij de koninklijke stallen zit, een klus te gunnen. In januari 1903 laat de prins bij Schimmel een jachtwagen maken naar Mecklenburgs model, zo laten de kranten weten. Het is een ‘pïrschwagen’ waarmee de prins zich het terrein in laat rijden om vervolgens te voet de jacht op het hert of wild zwijn voort te zetten. De prins had het voorbeeld meegenomen uit zijn geboorteplaats, een blank-gelakte wagen gebouwd door Carl Michelsen in Schwerin, en daarvan kan Schimmel de maatvoering overnemen, compleet met geweerhaken, messing beslag en handrem. ƒ 925,- brengt de maker in rekening voor het kopieerwerk. De grote wagen voor zes personen kan bij gelegenheid met een zesspan à la d’Aumont (met postiljons onder het zadel) gereden worden. In december hetzelfde jaar bestelt de prins nogmaals een jachtwagen en al snel blijkt waarom: de Koningin geeft die als geschenk aan Tutein Nolthenius, de rentmeester van ’t Loo.

Voor prins Hendrik zijn de jacht op het Kroondomein en de paarden in het Staldepartement belangrijk, en voor beide passies zijn een flink wagenpark nodig. Hij krijgt in zijn ambities de Staat zo ver om in 1907 te investeren in de bouw van een nieuw stallencomplex. Met die nieuwe activiteiten op Het Loo ontstaat meer werk voor de rijtuigmaker die zijn kwaliteit inmiddels heeft bewezen: in 1907 verleent de prins ‘vergunning’ aan Schimmel om zijn wapen te mogen voeren als hofleverancier. In de kasboeken van de koninklijke stallen zitten diverse rekeningen die laten zien hoe Schimmel is ingeburgerd op Het Loo als vaste rijtuigmaker. Zo repareert hij op 9 november 1905 break no.88: “Bovenstel losgemaakt, draainagel verzet, veerbladen verzet…” Blijkbaar heeft de break, bedoeld om jonge paarden aan te rijden en voor de dagelijkse trainingsritten, een klein ongelukje gehad. Aan het einde van de maand volgt er een nota voor vijftien gulden aan smidswerk en anderhalve gulden voor het smeren van de wielen.

Ziekenwagen
In 1908 levert Schimmel de twee belangrijkste prijzen voor de verloting op de Nationale Landbouwtentoonstelling in Apeldoorn, die prins Hendrik ‘streng incognito’ bezoekt, terwijl zijn schoonmoeder er uitgebreid rondkijkt. “Zooals bekend, wordt ter gelegenheid van de Nationale Landbouwtentoonstelling een verloting gehouden, waarvan de loten a ƒ 1,-, alom verkrijgbaar zijn. Gisteren hadden wij gelegenheid de hoofdprijs te bezichtigen, bestaande uit een breack bespannen met twee vossen, ter waarde van ƒ 2.000,-. Het fraaie, élégante wagentje, soliede en modern uitgevoerd, met keurige stoffeering en lederwerk, werd vervaardigd in de werkplaatsen van den heer G.C. Schimmel, alhier. Deze vervaardigde ook de tweede prijs, een prachtige dogcart voor vier personen. De hoofdprijs (breack) is in licht gele kleur uitgevoerd, de dogcart, donker blauw gelakt, alles zeer fraai; dit schilder- en lakwerk geschiedde in de werkplaatsen van de Heeren Wesselink, alhier.” (Apeld.Cour.26-8-1908)
In maart 1913 besluit de gemeente Apeldoorn om een ziekenwagen te bestellen, eentje die met het oog op de vele zandwegen moet ‘sporen’ (achterwielen lopen in hetzelfde spoor als de voorwielen) en Schimmel zegt zo’n wagen te willen leveren voor ƒ 590,-. En zo geschiedt: “De gemeentelijke ziekenwagen. Aan den heer G. Schimmel, rijtuigfabrikant alhier was opgedragen voor gemeenterekening een rijtuig te fabriceeren voor ziekentransport. De wagen die thans voor aflevering gereed staat, ziet er netjes en practisch uit. Hij is gemaakt volgens Amsterdamsch model en komt overeen met de postwagens. Aan weerszijden prijkt het wapen van Apeldoorn en zijn een drietal looze ruiten aangebracht. Binnenin bevindt zich een ziekenraam, systeem Dr. De Nooij, met sterk veerend onderraam, geheel vernikkeld, en gegalvaniseerd. Het ziekenraam kan voor- of achteruit geschoven worden op guta-percha wieltjes. Hier naast zijn aangebracht twee verschuifbare zittingen voor de geleiders, welke opgeslagen kunnen worden. Vier ventilatieramen bevinden zich boven in den kap. Het rijtuig, dat met een of twee paarden bespannen kan worden, is eene groote aanwinst voor het verroer van patiënten. Het zal voorloopig onderdak worden gebracht in- de stalling van de voormalige bierbottelarij van den heer Reemers, naast de kantoren van de gasfabriek.” (Nwe.Apeld.Cour. 28-11-1913). Het ‘Amsterdamsch model’ wil zeggen nagemaakt van de wagen die de Amsterdamsche Rijtuigmaatschappij in 1910 in opdracht van de Geneeskundige Gezondheidsdienst had laten maken. Maar die wagen was toen al enigszins achterhaald, want nog datzelfde jaar liet het Groene Kruis automobielen voor ziekenvervoer verspreid over het land plaatsen. Behalve in Apeldoorn dus, waar paarden nog altijd betrouwbaarder zijn op de vele zandwegen in het buitengebied, dan een onstuimig automobiel.

Verhuiswagens
In 1904 adverteert Schimmel met een tapissière voor ƒ 350,-, twee jaar later bestelt het hof er ook een, die aan de prijs te merken (ƒ 780,-) luxer is uitgevoerd. Eikendal geeft een wagen een verfje. ‘Fourgon’ noemen ze de verhuiswagen op Het Loo, gelijk de bagagewagens die een eeuw eerder nog met de reiskoetsen meereden. Deze fourgon is echter bedoeld om op de trein te gaan, bijvoorbeeld in september 1911, wanneer koningin Wilhelmina, prins Hendrik en hun dochtertje de legermanoeuvres in de Betuwe gaan bekijken en een nacht blijven slapen bij paardenhandelaar Heuff Cellendonck. Een tapissière vol huisraad komt mee vanuit Apeldoorn, inclusief lampen ‘daar Kerk-Avezaath geen gaslicht heeft’.
De bescheiden Schimmel haalt zijn neus dus niet op voor het eenvoudige wagenmakerwerk, wetende dat hij niet kan tippen aan de rijtuigfabrieken van Hermans in Den Haag of Veth in Arnhem. Hij gaat gewoon mee in de vaart der volkeren: “Door den rijtuigfabrikant G. Schimmel, aan de Loolaan, is afgeleverd de eerste in ons land gefabriceerde AutoTapissière. Dit prachtig voertuig doet den ontwerper en uitvoerder alle eer aan, terwijl de schilder Bruna er keurig de laatste hand aan legde. Deze tapissière is vervaardigd voor de NV. v.h. firma H.A. Stam te Rotterdam.” (Apeld.Cour.28-8-1919)

Koninklijke lijkkoets
Gijsbert Schimmel en zijn handvol knechten doen houtwerk en smeedwerk aan rijtuigen, schilders heeft hij niet in dienst, mogelijk omdat hij te weinig schilderwerk of te weinig ruimte heeft om een stofvrije lakkamer in te richten. Schilderen gebeurt bij een grote firma als Wesselink of bij een kleine ambachtsman als Lambertus Brüna. Voor het fraaiere houtsnijwerk doet Schimmel een beroep op de Amsterdammer van geboorte, Hendrik Wennink, die normaalgesproken de sierlijke ornamenten van meubels en kerkelijke zaken snijdt en steekt. Gezamenlijk maken ze in 1920 iets dat letterlijk en figuurlijk een tijdperk af gaat sluiten: een koninklijke lijkkoets. “Van uit de wagenmakerij van den heer G.C. Schimmel, aan de Loolaan alhier, is donderdag aan het Koninklijk Huis afgeleverd ’n lijkkoets. Donderdagmiddag is de wagen per spoor naar de Residentie verzonden, waar hij geplaatst worden zal in de koninklijke stallen. Deze koets, in sober-rustigen stijl uitgevoerd, zonder eenige overdadig druk aandoende ornamenteering, is gebouwd volgens het door den heer G.C. Schimmel ontworpen plan. Het beeldhouwwerk is van de hand van den heer H.M.T. Wennink, beeldhouwer, alhier, terwijl aan den heer L.J. Brüna het schilderwerk was opgedragen.” (Apeld.Cour.17-7-1920)

Prins Hendrik’s moeder
Het bericht over de lijkwagen is opvallend, omdat in hetzelfde jaar koningin Wilhelmina opdracht geeft om een coupé d’Orsay van haar moeder ‘in eigen beheer’ te laten verbouwen tot een lijkkoets. Schimmel maakt een tweede, meer eenvoudige lijkwagen voor leden van de hofhouding en die komt twee jaar later, in 1922, van pas wanneer de moeder van prins Hendrik, Marie van Schwarzburg-Rudolstadt, overlijdt tijdens een bezoek in Den Haag. Ze is er om Hendrik, als haar jongste kind, te feliciteren met zijn 46ste verjaardag. In Schimmels’ lijkkoets is het stoffelijk overschot van Paleis Noordeinde naar het station gebracht, om vervolgens per trein naar Duitsland te gaan waar de prinses werd begraven. “Als zoodanig werd gebezigd een staatsielijkkoets, behoorende tot het staldepartement van de Koningin. De koets was aan het boven deel voorzien van zes rouwpluimen, welke de gebeeldhouwde middenversiering, die gedekt, werd door de koninklijke kroon van wit metaal omgaven. De rouwkoets werd getrokken door zes paarden, die zwartfluwelen dekkleeden, afgezet met zilveren franje droegen, terwijl zich op die kleeden nog kleinere schabrakken bevonden, eveneens met zilver franje afgezet en dragende kleine, zilveren geborduurde koningskronen. Verder gingen de hoofden der paarden schuil onder zwart fluweelen manenkappen. Een der voorste paarden van het span werd bereden door een postiljon, met rouwband om den arm. De vier andere paarden werden van den bok: gereden door een koetsier in gala-livrei, om wiens zweep een rouwstrik was aangebracht, terwijl hij verder ten teeken van rouw een zwart schoudermanteltje droeg.” (Nwe.Tilburgsche Cour.26-4-1922). Voor de gelegenheid is de lijkkoets in het staldepartement opgetuigd met de hemel en pluimen van de oude lijkwagen van Willem III.

Met de rijtuigmakerij van Schimmel is het dan nog niet helemaal over, want in 1925 bestelt koningin Wilhelmina een arrenslede om aan haar echtgenoot te schenken. Tussen de andere sledes op Het Loo is het een eenvoudige, alleen het vergulde leeuwenkopje als boegbeeld aan der voorkant zorgt voor wat vrolijkheid, ongetwijfeld gesneden in de werkplaats van Wennink. In die jaren twintig is Schimmel echter vooral bezig als garagehouder en met het verhuren van een pension aan de Loolaan, gedreven door Gijsberta Adriana van de Poll, waarmee Gijsbert in 1910 -hij is dan 41, zij 32- in het huwelijk was getreden. Het echtpaar blijft echter kinderloos en woont privé aan de Loolaan 4. Zonder opvolger komt met het overlijden van Gijsbert aan het begin van de Tweede Wereldoorlog een einde aan de kortstondige geschiedenis van de rijtuigfabricage in Apeldoorn.

Foto boven: in de werkplaats aan de Hoofdstraat, Schimmel staat in het midden. (met dank aan Coda archief Apeldoorn)

De blank-gelakte jachtwagen uit 1903 (in 1905 ingeschreven in de inventaris als nr.33) is in de loop der tijd met groene verf overgeschilderd, kwam op rubber te staan en in 1987 heeft het staldepartement de gehele bovenbouw vernieuwd. (foto Kelle Schouten)


Na het verlenen van het hofleverancierschap in 1907
sierde Schimmel de voorkant van de werkplaats op,
met op de overkapping de borstbeelden van prins
Hendrik en koningin Wilhelmina. Gijsbert staat zelf
achter het borstbeeld van de prins.
(collectie Wim Boomgaard; www.fotoarchiefapeldoorn.nl)

De blank-gelakte jachtwagen uit 1903 (in 1905
ingeschreven in de inventaris als nr.33) is in de
loop der tijd groen geschilderd, kwam op rubber
te staan en in 1987 heeft het staldepartement de
bovenbouw vernieuwd. (foto Kelle Schouten)

 
In 1925 bestelt koningin Wilhelmina deze arrenslee
om aan haar echtgenoot te schenken.
(foto Kelle Schouten)


Fourgon in 1906 voor ƒ 780,- aangeschaft op Het Loo.
(foto Kelle Schouten)


Schimmels’ lijkwagen in gebruik voor het vervoer van
prins Hendrik’s moeder, 1922. (collectie Peter Kallenberg)


Alg. Handelsblad 26-3-1912. Lion Tyre’s waren
‘knelbanden’ die in een profiel gekneld op het rijtuigwiel liggen.