De panier dankt zijn Franse naam aan het vlechtwerk uit wilgentenen. Het rijtuigje van Kasteel Duivenvoorde is er deels uit opgebouwd. “Maar houtwormen zijn er dol op, ze vreten zich in lengterichting door de tenen en wat je overhoudt zijn holle pijpjes, rietjes zeg maar”, legt restaurator Mar Stolk uit.
Een rijtuigrestaurator die al het werk in eigen hand wil houden, beoefent tientallen ambachten. Véél meer dan twaalf en dat zonder ongelukken. Van leerbewerker, schrijnmaker, smid, stoffeerder, schilder tot in dit geval wilgenvlechter toe. “We hadden bedacht dat we dit konden uitbesteden”, klinkt het gedesillusioneerd over de stukken in het bakje en de spatborden die waren uitgehold door de houtworm of weggerot onder dikke verflagen, “maar zelfs het werk van de beste wilgenvlechter die voor ons aan de slag ging was nog te grof, niet goed genoeg. Dus zijn we het zelf maar gaan doen. We hebben er een apart stoommachientje voor gemaakt om de ‘witte teen’ soepel te krijgen om te kunnen verwerken.” Al doende heeft Stolk in de afgelopen veertien dagen weer een ambacht onder de knie gekregen. Het werk is nog niet helemaal af, maar als twee spatborden naast elkaar liggen is het verschil voor en na restauratie immens.
Naar verwachting is de restauratie van de drie rijtuigen en het minisleetje van Duivenvoorde medio juni afgerond en zijn ze op zondag 19 augustus in volle pracht in het kasteelpark te bewonderen.
Drie van de vier rijtuigen in dit project komen uit het beheer van Borg en Nationaal Rijtuigmuseum Nienoord en gaan over in langdurig bruikleen door Kasteel Duivenvoorde. Dit project is mede mogelijk gemaakt door Prins Bernhard Cultuurfonds, Stichting Dioraphte, Stichting der Heerlijkheden Oosterland, Sirjansland en Oosterstein, Stichting Bredius en Stichting Bonhomme Tielens.