Af en toe kijkt Arie de Jager, oud-restaurator van het Nationaal Rijtuigmuseum in Leek, even achter de deur van de koetshuizen bij de paleizen op Java. Hij maakt dan wat kiekjes, kan soms de beheerders een tip geven over het conditioneren van de rijtuigen die er staan, en soms komt hij bezorgd terug. Hij is daarmee één van de weinigen die weet wat er op het spel staat.
Drs. Herman Vos, de toenmalige baas van Arie, deed in de jaren tachtig van de vorige eeuw een opzienbarende ‘ontdekking’. Hij realiseerde zich dat in het voormalig Nederlands Indië en dan met name op Java een schat aan rijtuigen bewaard was gebleven. Vos schreef er het boek ‘Kratonkoetsen op Java’ over en dat is tot op heden de belangrijkste aandacht voor het feit dat op Java Nederlandse rijtuigen staan van vóór 1800 die hier niet meer voorkomen, zelfs met het VOC-embleem op de panelen. En op het hoogtepunt van de rijtuigbouw exporteerden fabrikanten als Hermans, Veth, Spijker, Van den Bergh naar de oost.
Het Tropenmuseum heeft wat fraaie beelden van het gebruik van die Nederlandse rijtuigen in het verre Java. Van plantersfamilies die een uitje maakten met de victoria, lokale mensen die een pakje kregen aangetrokken om ze op ‘Engels stalpersoneel’ te laten lijken en van de statieberline van de vorsten van Solo, een rijtuig in 1859 gebouwd door Hermans in Den Haag.
bron: geheugenvannederland.nl
Foto boven: Statieberline van de vorsten van Solo, een rijtuig in 1859 gebouwd door Hermans in Den Haag. In het paleis van Solo heeft het rijtuig een heilige status: het is een persoonlijkheid met de naam Garuda Kencana.